In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Algerije en thans gedetineerd, was beschuldigd van diefstal uit een trein op 11 september 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het gezamenlijk wegnemen van een tas met inhoud, waaronder een paspoort en telefoon, toebehorende aan een slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 januari 2020 heeft de raadsman de herkenning van de verdachte door de verbalisant in twijfel getrokken, maar het hof oordeelde dat er geen reden was om aan de herkenning te twijfelen, mede gezien de overige bewijsstukken. Het hof concludeerde dat de verdachte een substantiële rol had gespeeld in de diefstal door het slachtoffer af te leiden, en dat er sprake was van medeplegen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, een toerist.