ECLI:NL:GHAMS:2020:350

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
23-000483-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk handelen in strijd met gedragsaanwijzing en lokaalvredebreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Somalië in 1987, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor lokaalvredebreuk en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het zich bevinden in het gemeentehuis van Hoorn, terwijl hem was verboden daar te zijn op basis van een gedragsaanwijzing van de officier van justitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2018 en 28 november 2018 zich wederrechtelijk in het gemeentehuis bevond, ondanks herhaalde vorderingen van bevoegde ambtenaren om het pand te verlaten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een gebiedsverbod voor het gemeentehuis van Hoorn voor één jaar. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds januari 2020 een baan had. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 28 uur, waarbij de eerder opgelegde bijzondere voorwaarde niet meer noodzakelijk werd geacht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, terwijl de andere feiten als bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000483-19
datum uitspraak: 11 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 februari 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-244158-18 en 15-241848-18 en 15-242648-18 en 15-243610-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1987,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-244158-18:
hij op of omstreeks 30 november 2018 te Hoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 30 november 2018 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich met ingang van 30 november 2018 vanaf 15:30 uur tot en met 07 februari 2019 te 10:15 uur niet zal ophouden op de locatie [adres 2] te Hoorn (het gemeentehuis aldaar), immers heeft hij, verdachte, zich op 30 november 2018 omstreeks 16:30 uur opgehouden op bovengenoemd adres;
zaak met parketnummer 15-241848-18 (gevoegd):
hij op of omstreeks 28 november 2018 te Hoorn in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten gemeentehuis, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar, aanstonds heeft verwijderd;
zaak met parketnummer 15-243610-18 (gevoegd):
hij op of omstreeks 30 november 2018 te Hoorn in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten Gemeentehuis, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar, aanstonds heeft verwijderd (immers heeft hij, verdachte, op 28 november 2018 een pandverbod van de Gemeente Hoorn gekregen);
zaak met parketnummer 15-242648-18 (gevoegd):
hij op of omstreeks 29 november 2018 te Hoorn in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten gemeentehuis, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar, aanstonds heeft verwijderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 15-243610-18 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Uit de inhoud van het proces-verbaal blijkt namelijk niet dat de verdachte is gevorderd zich aanstonds uit het lokaal te verwijderen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaken met parketnummers
15-244158-18, 15-241848-18 en 15-242648-18 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 15-244158-18:
hij op 30 november 2018 te Hoorn opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 30 november 2018 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich met ingang van 30 november 2018 vanaf 15:30 uur tot en met 7 februari 2019 te 10:15 uur niet zal ophouden op de locatie [adres 2] te Hoorn (het gemeentehuis aldaar), immers heeft hij, verdachte, zich op 30 november 2018 omstreeks 16:30 uur opgehouden op bovengenoemd adres;
zaak met parketnummer 15-241848-18 (gevoegd):
hij op 28 november 2018 te Hoorn in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten gemeentehuis, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar, aanstonds heeft verwijderd;
zaak met parketnummer 15-242648-18 (gevoegd):
hij op 29 november 2018 te Hoorn in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten gemeentehuis, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar, aanstonds heeft verwijderd.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-244158-18 en in de zaak met parketnummer 15-241848-18 en in de zaak met parketnummer 15-242648-18 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken met parketnummers 15-244158-18, 15-241848-18 en 15-242648-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-244158-18 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering
Het in de zaken met parketnummers 15-241848-18 en 15-242648-18 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
wederrechtelijk in een voor de openbare dienst bestemd lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijderen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaken met parketnummers 15-244158-18, 15-241848-18 en 15-242648-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft in eerste aanleg alle ten laste gelegde feiten bewezenverklaard en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een gebiedsverbod voor het gemeentehuis te Hoorn voor 1 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich twee dagen achter elkaar schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk in een gemeentehuis. Nadat herhaaldelijk was gevorderd dat hij het pand moest verlaten, heeft hij niet aan die vorderingen voldaan. De verdachte heeft hiermee overlast veroorzaakt in het gemeentehuis. De verdachte heeft als gevolg van deze twee feiten een gedragsaanwijzing gekregen van de officier van justitie, die hij een uur na de aanvangstijd van deze aanwijzing al heeft genegeerd door het gemeentehuis opnieuw te betreden. De verdachte heeft hiermee laten zien weinig respect te hebben voor beslissingen van de officier van justitie en voor de ambtenaren in het gemeentehuis. De verdachte wenste aandacht te vragen voor zijn positie als dakloze, maar heeft dat op een manier gedaan waardoor hij overlast en ergernis heeft veroorzaakt. Dit had hem duidelijk moeten zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2020 is hij eerder voor lokaalvredebreuk onherroepelijk veroordeeld, wat in zijn nadeel meeweegt. Gezien het hardnekkige gedrag van de verdachte is de oplegging van een gevangenisstraf in beginsel passend.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof echter aanleiding om anders te bepalen. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het beter gaat met de verdachte. Hij heeft sinds januari 2020 een baan. Het hof acht een gevangenisstraf niet opportuun, omdat het hof de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet in de weg wil staan. Het hof zal daarom overgaan tot het opleggen van een taakstraf. De in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarde is daarbij niet meer noodzakelijk.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 139 en 184a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-243610-18 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-244158-18 en in de zaak met parketnummer 15-241848-18 en in de zaak met parketnummer
15-242648-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-244158-18 en in de zaak met parketnummer 15-241848-18 en in de zaak met parketnummer 15-242648-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A.R.O Mooy, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 februari 2020.
=========================================================================
[…]