In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Somalië in 1987, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor lokaalvredebreuk en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het zich bevinden in het gemeentehuis van Hoorn, terwijl hem was verboden daar te zijn op basis van een gedragsaanwijzing van de officier van justitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2018 en 28 november 2018 zich wederrechtelijk in het gemeentehuis bevond, ondanks herhaalde vorderingen van bevoegde ambtenaren om het pand te verlaten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een gebiedsverbod voor het gemeentehuis van Hoorn voor één jaar. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds januari 2020 een baan had. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 28 uur, waarbij de eerder opgelegde bijzondere voorwaarde niet meer noodzakelijk werd geacht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, terwijl de andere feiten als bewezen zijn verklaard.