6.3.1.Toetsingskader
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de vraag of een causaal verband bestaat tussen een gedraging en een gevolg, beantwoord moet worden aan de hand van de maatstaf of het gevolg redelijkerwijs veroorzaakt is door die gedraging.
Als ondergrens van het causaal verband geldt in beginsel dat de gedraging in de keten van gebeurtenissen, een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg. Ook als niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de vastgestelde gedraging in de keten van de gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, met andere woorden als enige onzekerheid bestaat over het ‘conditio sine qua non-verband’, is het, in bijzondere gevallen, mogelijk het gevolg redelijkerwijs toe te rekenen aan (een gedraging van) de verdachte.
Onzekerheid over het noodzakelijke oorzakelijke verband tussen de gedraging van de verdachte en het voltooide delict zal in het algemeen niet in de weg staan aan het aannemen van een poging tot het desbetreffende misdrijf.
6.3.1.2. Geweldstoepassing door de politie
Naast het hiervoor onder 6.1. weergegeven algemene toetsingskader geldt met betrekking tot politiegeweld het volgende. In de rechtmatige uitoefening van hun bediening zijn politieambtenaren, indien noodzakelijk, bevoegd tot het toepassen van gepast geweld. Buiten deze grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit kan – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – geweldstoepassing door overheidsdienaren als misdrijf gekwalificeerd worden en de strafbaarheid van de betrokken ambtenaar tot gevolg kunnen hebben. Het (strafrechtelijk) onderzoek naar overheidsoptreden zal zich in die gevallen moeten richten op de vraag of geweldstoepassing noodzakelijk, adequaat en proportioneel is geweest.
Het met betrekking tot de rechtmatigheid van belang zijnde toetsingskader wordt, naast de verdere strafrechtelijke regels en mensenrechtelijke normen, gevonden in de Politiewet 2012, de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
Vanuit het oogpunt van behoorlijke toepassing van rechtmatig politiegeweld heeft de Nationale Ombudsman in het rapport ‘Verantwoord politiegeweld’ een aantal aanbevelingen voor de politiepraktijk gegeven. Deze kunnen een rol spelen bij de strafrechtelijke beoordeling van door de politie toegepast geweld. In dit verband gaat het onder andere om:
Gedrag van de verdachte: de mate van verzet is van invloed op de mate waarop geweld is gerechtvaardigd:
a)
(Verbaal) opstandige houding(bijvoorbeeld schelden); geen geweld maar de-escaleren met woorden en houding
b)
Niet willen meewerkenaan de aanhouding (zoals weglopen) ondanks bevel of vordering (indien aan de orde) en waarschuwing; (licht) fysiek geweld, zoals vastpakken of duwen
c)
Fysiek verzet bij aanhouding(bijvoorbeeld door bewegende armen, losrukken, vasthouden aan deur of stoel); (licht) fysiek geweld, zoals vastpakken, duwen en eventueel naar de grond werken afhankelijk van de mate van verzet en als een minder ingrijpend middel niet mogelijk is.
d)
Hevig fysiek verzetgericht tegen politieambtenaren (bijvoorbeeld duwen, slaan, schoppen) of in geval van verdenking van (vuur)wapenbezit; (zwaarder) fysiek geweld zoals een stomp in maag, gebruik van wapenstok of pepperspray, de inzet van de politiehond en eventueel vuurwapengebruik
Fysiek geweld(vanuit behoorlijkheidsperspectief):
Vastpakken / duwen / arm- of beenklem: geoorloofd als iemand, ondanks een vordering of bevel (indien aan de orde) en waarschuwing, niet wil meewerken en/of zich (licht) verzet bij zijn aanhouding en/of wegloopt.
Naar de grond werken; alleen geoorloofd:
- bij gevaar voor de veiligheid van politieambtenaren of derden, bijvoorbeeld bij hevig verzet bij de aanhouding;
- als er geen minder ingrijpend middel voorhanden is;
- na vordering/bevel (indien aan de orde) en een waarschuwing.
Stomp / vuistslag in de maag; alleen geoorloofd:
- als iemand zich hevig fysiek verzet gericht tegen politieambtenaren door heftig te duwen, slaan, trappen, ect. , waardoor gevaar voor de veiligheid ontstaat;
- om het aanleggen van handboeien mogelijk te maken bij iemand die zich daartegen hevig verzet;
- als er geen minder ingrijpend middel voorhanden is;
- na vordering/bevel (indien aan de orde) en een waarschuwing.
6.3.2.De overwegingen van het hof
6.3.2.1. Kan de dood van klaagsters zoon toegerekend worden aan het optreden van de politie?
Hiervoor is weergegeven dat het onderzoek naar de dood van klaagsters zoon geen aanwijsbare anatomische oorzaak voor het overlijden heeft opgeleverd. Klaagsters zoon had last van ernstige bloedarmoede en een hartafwijking. Er zijn letsels geconstateerd maar niet duidelijk is of die door optreden van de politie of in het kader van de reanimatie zijn ontstaan.
Op basis van het dossier en het verhandelde in raadkamer kan daarom niet worden vastgesteld of een of meer gedragingen van een of meer van de politiemensen die bij de aanhouding van klaagsters zoon betrokken waren, een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden. Er zijn dan ook geen aanwijzingen voor strafrechtelijke aansprakelijkheid van politiemensen voor het overlijden.
Voor zover klaagsters advocaat zich op het standpunt heeft gesteld dat bij een bevel tot strafvervolging een contra-expertise meer of ander licht op de doodsoorzaak van klaagsters zoon kan werpen, overweegt het hof dat met het sectieverslag en het toxicologisch en neuropathologisch onderzoek al het redelijkerwijs mogelijke is gedaan om de doodsoorzaak te achterhalen.
6.3.2.2. Beoordeling van de geweldstoepassing
Uit het dossier komt naar voren dat klaagsters zoon zich groot en sterk maakte toen beklaagden hem wilden aanspreken en dat hij niet reageerde op het verzoek zijn handen te laten zien. Ook na waarschuwingen van de betrokken politieambtenaren dat zij geweld zouden gaan gebruiken als hij niet zou mee werken, bleef hij zich verzetten.
Gelet op de omstandigheden, namelijk een melding dat het ging om iemand die met een mes had gestoken, of daarmee had gedreigd, de situatie die de politie ter plaatse aantrof en het gedrag dat klaagsters zoon vertoonde, was geweldstoepassing door de politie noodzakelijk.
De strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen zou zeer waarschijnlijk tot de conclusie komen dat de politieambtenaren, die in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren, en die bevoegd waren tot het toepassen van gepast geweld, in dit geval niet buiten de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn getreden.
Uit het dossier en het verhandelde in raadkamer komen geen aanwijzingen naar voren dat de betrokken politiemensen vormen van geweld hebben toegepast die gaan buiten de hiervoor weergegeven kaders. Dat klaagsters zoon zich tegen zijn aanhouding heeft verzet en daarmee niet ophield nadat hij was geboeid komt uit zowel de verklaringen van de betrokken politiemensen als van burgergetuigen naar voren. De camerabeelden geven geen aanknopingspunten voor een andere kijk op de zaak.
Dit alles afwegende, verwacht het hof daarom niet dat de strafrechter tot een veroordeling van een of meer van de betrokken politiemensen zou komen.
Er zijn geen aanknopingspunten voor verder onderzoek dat mogelijk tot een ander oordeel kan leiden.
Het beklag is daarom ook op dit onderdeel ongegrond.