ECLI:NL:GHAMS:2020:3486

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
23-000661-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige dochters door vader

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een vader, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn twee minderjarige dochters, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die plaatsvonden in de periode van 2013 tot 2019. De zaak kwam aan het licht toen de moeder van de jongste dochter in een dagboek las over de seksuele handelingen van de vader met haar dochter. De verdachte heeft tijdens het politieverhoor bekend ontuchtige handelingen te hebben gepleegd, maar ontkende seksueel binnendringen.

Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld. De verklaringen van de dochters vertoonden belangrijke overeenkomsten, wat de geloofwaardigheid van hun getuigenissen versterkte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontucht met zijn dochters, waarbij hij ook seksueel binnendrong bij de jongste dochter, die toen nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof vond de feiten zo ernstig dat een gevangenisstraf van veertig maanden, waarvan tien voorwaardelijk, gerechtvaardigd was. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan beide slachtoffers voor de geleden immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000661-20
datum uitspraak: 18 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-230241-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1967,
adres: [adres 1], thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 augustus 2017 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 2005), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1], hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [benadeelde 1], en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde 1], en/of
- zijn, verdachtes, penis langs en/of over de vagina van die [benadeelde 1] heen en weer bewogen, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [benadeelde 1] geduwd en/of gedrukt, en/of
- over de (naakte) vagina van die [benadeelde 1] gewreven en/of gestreeld, en/of
- de vagina van die [benadeelde 1] gelikt;
en/of cumulatief:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 augustus 2017 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte (telkens)
- zich heeft laten aftrekken door die [benadeelde 1], en/of
- zijn, verdachtes, penis langs en/of over de vagina van die [benadeelde 1] heen en weer heeft bewogen, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of gedrukt, en/of
- over de (naakte) vagina van die [benadeelde 1] heeft gewreven en/of gestreeld, en/of
- de vagina van die [benadeelde 1] heeft gelikt;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 augustus 2017 tot en met 01 juli 2019 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 2005) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1], hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [benadeelde 1], en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde 1], en/of
- zijn, verdachtes, penis langs en/of over de vagina van die [benadeelde 1] heen en weer bewogen, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [benadeelde 1] geduwd en/of gedrukt, en/of
- over de (naakte) vagina van die [benadeelde 1] gewreven en/of gestreeld, en/of
- de vagina van die [benadeelde 1] gelikt;
en/of cumulatief:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 augustus 2017 tot en met 01 juli 2019 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte (telkens)
- zich heeft laten aftrekken door die [benadeelde 1], en/of
- zijn, verdachtes, penis langs en/of over de vagina van die [benadeelde 1] heen en weer heeft bewogen, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of gedrukt, en/of
- over de (naakte) vagina van die [benadeelde 1] heeft gewreven en/of gestreeld, en/of
- de vagina van die [benadeelde 1] heeft gelikt;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 28 oktober 2014 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, en/of aan boord van een schip varend onder Nederlandse vlag, en/of in Finland met [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1999), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2], hebbende verdachte (telkens)
- zich laten pijpen door die [benadeelde 2] en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde 2] heeft geduwd en/of gebracht, en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde 2], en/of
- tussen de schaamlippen van die [benadeelde 2] en/of over de clitoris van [benadeelde 2] gewreven en/of
- over de vagina van die [benadeelde 2] gewreven;
en/of cumulatief:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 28 oktober 2014 in de gemeente Heerhugowaard in elk geval in Nederland, en/of aan boord van een schip varend onder Nederlandse vlag, en/of in Finland ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1999), bestaande die ontucht hierin dat hij
- zich heeft laten aftrekken door die [benadeelde 2], en/of
- over de vagina van die [benadeelde 2] heeft gewreven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en andere beslissingen komt.

Bewezenverklaring

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, opgenomen in de bijlage die aan dit arrest is gehecht. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 augustus 2017 in de gemeente Heerhugowaard, met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 2005), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1], hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [benadeelde 1], en
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 augustus 2017 in de gemeente Heerhugowaard, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte telkens
- zich heeft laten aftrekken door die [benadeelde 1], en
- zijn, verdachtes, penis langs de vagina van die [benadeelde 1] heen en weer heeft bewogen, en
- over de naakte vagina van die [benadeelde 1] heeft gewreven en
- de vagina van die [benadeelde 1] heeft gelikt.
2.:
hij op tijdstippen in de periode van 27 augustus 2017 tot en met 01 juli 2019 in de gemeente Heerhugowaard, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte telkens
- zich heeft laten aftrekken door die [benadeelde 1], en
- zijn, verdachtes, penis langs en over de vagina van die [benadeelde 1] heen en weer heeft bewogen, en
- over de (naakte) vagina van die [benadeelde 1] heeft gewreven en
- de vagina van die [benadeelde 1] heeft gelikt.
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2013 tot en met 28 oktober 2014 in de gemeente Heerhugowaard en aan boord van een schip varend onder Nederlandse vlag, met [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1999), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2], hebbende verdachte telkens
- zich laten pijpen door die [benadeelde 2] en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde 2] heeft gebracht
en :
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2013 tot en met 28 oktober 2014 in de gemeente Heerhugowaard ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1999), bestaande die ontucht hierin dat hij
- zich heeft laten aftrekken door die [benadeelde 2], en/of
- over de vagina van die [benadeelde 2] heeft gewreven.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

De verdachte wordt verweten dat hij gedurende een periode van zes jaar achtereenvolgens met zijn oudste en zijn jongste minderjarige dochter ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Daarbij zou hij ook seksueel zijn binnengedrongen bij zijn jongste dochter toen zij nog geen twaalf jaar oud was en bij zijn oudste dochter toen zij twaalf, maar nog geen zestien jaar oud was.
Begin juli 2019 is het misbruik aan het licht gekomen, toen de moeder van het jongste slachtoffer in haar dagboek las dat haar vader seksuele handelingen met haar verrichtte.
Op 4 augustus 2019 is de verdachte door zijn (inmiddels ex-)vrouw geconfronteerd met het dagboek.
De raadsman van de verdachte is op 26 augustus 2019 in kennis gesteld van het voorgenomen verhoor met de verdachte op 23 september 2019.
Tijdens dit eerste politieverhoor heeft de verdachte bekend ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met zijn dochters, maar heeft hij ontkend seksueel bij hen te zijn binnengedrongen. Ook ontkent de verdachte seksuele handelingen met zijn jongste dochter te hebben verricht voordat zij 12 jaar oud was. Bij deze standpunten is de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleven.
Ten aanzien van de tenlastegelegde gedragingen onder feiten 1, 2 en 3 voor zover inhoudende
– kort gezegd – ontucht met beide dochters, niet bestaande uit seksueel binnendringen en niet gepleegd vóór de 12e verjaardag van de jongste dochter, worden de aangiften van de beide slachtoffers ondersteund door de bekennende verklaringen van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft evenals de officier van justitie in eerste aanleg gerekwireerd tot bewezenverklaring van ook de overige tenlastegelegde feiten die – kort gezegd – het seksueel binnendringen bij de jongste dochter [benadeelde 1] omvatten, vóór en nadat zij de leeftijd van 12 jaren had bereikt, evenals het seksueel binnendringen bij de oudste dochter [benadeelde 2], voordat zij de leeftijd van 16 jaren had bereikt. De raadsman van de verdachte heeft van die onderdelen van de tenlastelegging vrijspraak bepleit omdat er onvoldoende (steun)bewijs is dat de verklaringen van de slachtoffers bevestigt. De raadsman voert hiertoe aan dat – kort gezegd – de verklaringen van de twee zussen over en weer niet als bewijsmiddel gebruikt mogen worden, en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet als steunbewijs kunnen dienen nu deze dezelfde bron hebben als de aangiften.
Jurisprudentie
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient het steunbewijs als volgt te worden beoordeeld. Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bruikbaarheid getuigenverklaringen
Het hof stelt voorop dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het vermeende slachtoffer van een zedenmisdrijf voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren. In de onderhavige zaak wordt de verklaring van de slachtoffers ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 2] ([benadeelde 1]) en [getuige 1] ([benadeelde 2]), door de verklaring van de moeder in haar aangifte, alsmede door de slachtofferverklaringen over en weer. De verklaringen ondersteunen en bevestigen elkaar op cruciale punten.
[getuige 2]
[benadeelde 1] heeft naar eigen zeggen rond haar 10e levensjaar en ten tijde van de feiten aan een schoolvriendinnetje, [getuige 2], verteld over het misbruik. [getuige 2] is op 19 augustus 2019 als getuige gehoord en heeft verklaard dat [benadeelde 1] haar in groep 5 of begin groep 6 van de basisschool, toen zij 9 à 10 jaar oud waren, over het misbruik door [benadeelde 1] vader heeft verteld. Zij heeft verklaard dat toen [benadeelde 1] in bad zat haar vader bij haar ging kijken en haar aanraakte, en dat [benadeelde 1] toen zij dit aan haar vertelde erg emotioneel was. Ook vertelde zij dat de verdachte seksfilmpjes aan [benadeelde 1] heeft laten zien en dat het daarna begon en hij haar aanraakte.
Deze getuigenverklaring van [getuige 2] – die het hof betrouwbaar acht - ondersteunt dat het misbruik al gaande was toen [benadeelde 1] nog geen 12 jaren oud was. De verklaring is daarom bruikbaar als steunbewijs ten aanzien van de tenlastegelegde periode.
[getuige 1]
[benadeelde 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij tijdens de relatie met haar eerste vriend, [getuige 1], aan hem verteld heeft over het misbruik. In het getuigenverhoor van [getuige 1] verklaart hij dat [benadeelde 2] dat [benadeelde 2] aan hem heeft verteld dat de eerste keer seks met haar vader was, tijdens een film bij haar thuis. Het zou minimaal twee keer zijn gebeurd. Aan haar lichaamstaal en de manier waarop ze het vertelde merkte hij dat het menens was. Hij verklaarde voorts: “een ding wat mij altijd bij staat is dat ze tegen mij had gezegd dat haar vader zei toen het klaar was 'nu pas ben je een echte dame”.
De verklaring van [getuige 1] ondersteunt de aangifte van [benadeelde 2]. Zij heeft verklaard dat het misbruik begon halverwege 2013 en stopte eind 2014. [benadeelde 2] heeft verklaard dat op een gegeven moment – zij weet de datum niet – zij met haar vader, toen zij alleen thuis waren, op de bank lag te kijken naar een film. Hij duwde tegen haar aan en legde zijn hand op haar borst en kriebelde haar. De dag erna of de volgende dag, toen zij weer alleen op de bank lagen kijken naar een film, heeft haar vader of zij zijn broek losgemaakt, en heeft zij hem gepijpt en hij is daarbij klaargekomen. Zij was toen 13 jaar. De rest van die periode speelde dat elke avond of om de avond. Na het verlof van haar vader – of de keer daarop – is [benadeelde 2] volgens eigen zeggen mee gaan varen, vanaf Rotterdam naar Tornio. De eerste avond heeft zij hem op het schip gepijpt en de tweede avond heeft hij haar zover opgehitst dat zij op hem ging zitten. Het was niet zo leuk als zij zich had voorgesteld. Achteraf heeft hij haar gefeliciteerd, zij denkt omdat hij haar ontmaagd had. Daarna heeft zij op het schip nog een keer seks gehad.
Op basis van deze omstandigheden acht het hof de getuigenverklaring van [getuige 1] betrouwbaar. Daarmee kan zijn verklaring tot het bewijs dienen in die zin, dat die bevestigt dat [benadeelde 2] rond maart 2016 aan hem heeft verteld dat zij seks met haar vader had gehad.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld kunnen de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] tot het bewijs gebezigd worden.
Slachtofferverklaringen over en weer
[benadeelde 1]
heeft het misbruik niet uit eigen beweging bekend gemaakt. Volgens informatie van de jeugdzorgverleners bij wie [benadeelde 1] sinds ongeveer haar 9e levensjaar in verband met hevige angstklachten in behandeling was, is haar aangeraden haar angsten op te schrijven in een schriftje. Zij heeft daarin over het misbruik door haar vader geschreven en haar moeder heeft dat in de zomer van 2019 gelezen waarna het misbruik aan het licht kwam. Uit de aangifte, die haar moeder namens [benadeelde 1] deed, blijkt dat de angstklachten van het meisje ontstonden rond de tijd dat het misbruik begon.
In haar verhoor vertelt [benadeelde 1] geëmotioneerd maar open over de handelingen die hebben plaatsgevonden. Ze geeft aan dat ze tot dan toe niets wilde zeggen omdat ze bang was dat haar ouders zouden gaan scheiden. Dat wat zij in haar schriftje schreef, wat ze aan haar moeder vertelde en wat ze tegenover de politie verklaarde strookt met elkaar.
Deze omstandigheden maken dat de verklaringen van [benadeelde 1] het hof authentiek en betrouwbaar voorkomen.
[benadeelde 2]
Ook [benadeelde 2] heeft er niet zelf voor gekozen het misbruik bekend te maken. Zij heeft pas besloten aangifte te doen toen haar bleek dat haar vader ook haar zusje had misbruikt. [benadeelde 2] verklaart dat zij wel vermoedens had dat het bij haar zusje speelde en zelfs heeft geprobeerd haar vader met haar zus te betrappen. Zij durfde het haar zusje niet rechtstreeks te vragen omdat ze dan zou moeten uitleggen waarom ze dat vroeg.
Haar verklaringen worden ondersteund door de verklaring van [getuige 1].
Gelet op bovenstaande acht het hof ook de verklaring van [benadeelde 2] zeer betrouwbaar.
Uit het dossier blijkt dat de zussen hun verklaringen niet op elkaar hebben afgestemd, en dat geen van beiden uit eigen beweging aangifte heeft gedaan. Eerder dringt zich het beeld op dat beiden zozeer door het misbruik uit evenwicht waren gebracht dat zij elkaar over en weer te minder hebben kunnen steunen en helpen bij het beëindigen daarvan. Het feit dat beide slachtoffers onafhankelijk van elkaar gedetailleerd verklaren over de specifieke, gelijksoortige wijze waarop de feiten zich bij beiden hebben voorgedaan, waaronder het binnendringen, maakt de afzonderlijke verklaringen des te meer betrouwbaar.
Daarnaast heeft het hof noch in het dossier noch in de verklaringen van verdachte, die het misbruik van beide dochters op hoofdlijnen bekent, enige aanwijzing kunnen vinden dat er voor de zussen aanleiding kan zijn geweest om op punten valse verklaringen af te leggen.
Schakelbewijs
Het hof neemt het bewijs van de feiten ten aanzien van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] mede aan op grond van de omstandigheid dat het soortgelijke feiten betreft. Daartoe wordt als volgt overwogen.
De verklaringen van de beide slachtoffers zijn onafhankelijk van elkaar afgelegd. Beiden verklaren dat zij niet van het misbruik van de ander wisten en het dossier bevat geen aanwijzingen van het tegendeel. Toch vertonen de verklaringen van beide slachtoffers op essentiële punten belangrijke overeenkomsten, met name voor wat betreft de aanloop naar, de omstandigheden waaronder en de aard van de seksuele handelingen die tussen hen en hun vader hebben plaatsgevonden. Zo verklaren beiden dat de handelingen vaak werden voorafgegaan door het samen in bed kijken naar filmpjes, dat hun vader vervolgens over hun vagina wreef en dat hij wilde dat de slachtoffers hem pijpten. Bij [benadeelde 2], die enkele jaren ouder is, vond het binnendringen vaker plaats, bij [benadeelde 1] naar haar eigen zeggen eenmaal. Toen het misbruik van [benadeelde 2] eindigde, begon het misbruik bij [benadeelde 1]. Bij [benadeelde 1] heeft de verdachte meermaals geprobeerd binnen te dringen waarvan het eenmaal – oraal – is gelukt. Gelet op voornoemde overeenkomsten in de verklaringen kunnen deze over en weer mede redengevend worden geacht voor het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
Steunbewijs
Het hof neemt het bewijs van de feiten ten aanzien van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] mede aan op grond van steunbewijs. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Ten aanzien van feit 1, eerste en tweede cumulatief
[benadeelde 1] vertelt dat zij haar vader eenmaal heeft moeten pijpen toen zij elf jaar oud was. Zij weet dat, omdat zij in groep 6 zat. Voor wat betreft dit binnendringen geldt dat de verklaring van [benadeelde 2] schakelbewijs oplevert en dat daarmee ook voor dit aspect voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode wordt de verklaring van [benadeelde 1] ondersteund door de informatie over (het begin van) haar angstklachten, de verklaring van haar moeder en die van [getuige 2]. Hiermee is ook voor de pleegperiode voldoende steunbewijs voorhanden.
Ten aanzien van feit 2
Nu het slachtoffer heeft aangegeven de verdachte eenmalig te hebben gepijpt en dit plaatsvond vóórdat zij de leeftijd van 12 jaren bereikte, acht het hof niet bewezen dat het binnendringen zich ook daarna heeft voorgedaan. Het cumulatief tenlastegelegde feit – kort gezegd – ontucht, heeft de verdachte bij de politie en ter terechtzitting bekend.
Ten aanzien van feit 3
De verklaring van [benadeelde 2], inhoudende dat zij haar vader meermaals heeft moeten pijpen bij haar thuis op de bank, vindt steun in de verklaringen van [benadeelde 1] en [getuige 1]. Hiermee is wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd.
De aangifte van [benadeelde 2] dat zij op het schip tijdens de bootreis met haar vader naar Finland meermalen geslachtsgemeenschap met hem heeft gehad vindt steun in de bevestiging van vader dat [benadeelde 2] op deze reis met hem is meegevaren en eveneens in de verklaring van getuige [getuige 1] die de aangifte van [benadeelde 2] ondersteunt op het onderdeel dat de verdachte haar met haar eerste geslachtsgemeenschap zou hebben gefeliciteerd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 cumulatief en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan zes voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden waarvan tien voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ernstig seksueel misbruik van zijn beide jonge dochters. De verdachte is meermaals seksueel binnengedrongen bij zijn oudste dochter, die op dat moment veertien jaar oud was. Toen zij duidelijk maakte dat hij hiermee moest stoppen, ging hij zijn jongste dochter misbruiken, die op dat moment tien jaar oud was. Dit laatste misbruik stopte pas jaren later, nadat haar moeder haar dagboek vond. Het misbruik vond plaats in het huis waar de verdachte met zijn vrouw en kinderen woonde. De omstandigheid dat het misbruik plaatsvond in de gezinssfeer verzwaart de ernst van dit, op zich al buitengewoon kwalijke strafbare feit. Beide dochters hebben jarenlang met een afschuwelijk geheim rondgelopen.
Uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken dat de gebeurtenissen een enorme impact op de slachtoffers hebben gehad. Beiden hebben intensieve traumatherapie, waaronder EMDR moeten ondergaan. [benadeelde 1] heeft jarenlang last gehad van angststoornissen, waarvoor zij intensieve therapie kreeg. Zij automutileerde en voelde zich niet goed genoeg voor de mensen om zich heen.
De verdachte heeft kennelijk geen moment stilgestaan bij het leed dat hij bij zijn dochters aanrichtte. Hij heeft enkel de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld. Zelfs ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij geen volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
De verdachte heeft door zijn handelen op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn minderjarige dochters geschonden en een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker in het geval van jonge kinderen, zo niet blijvende dan toch zeer langdurige en ernstige schade kunnen ondervinden van wat hun is aangedaan. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof is van oordeel dat de ernst en de lange duur van het misbruik en in het bijzonder het seksuele binnendringen van zijn minderjarige dochters, waarvan een zelfs beneden de twaalf jaren oud, de oplegging van een forse grotendeels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van gevangenisstraf is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.812,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.312,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof ziet, zeker in het licht van het meer dan in eerste aanleg bewezenverklaarde, geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat de immateriële schade van [benadeelde 2] op een lager bedrag moet worden begroot dan door haar gevorderd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof ziet, zeker in het licht van het meer dan in eerste aanleg bewezenverklaarde, geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat de immateriële schade van [benadeelde 2] op een lager bedrag moet worden begroot dan door haar gevorderd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte:
  • zich voor het einde van een proeftijd van
  • gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of;
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich volgens afspraak zal melden bij Reclassering Nederland op het adres: [adres 2], zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. zich laat behandelen door Forensische Polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte hout zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats 2] en [benadeelde 2], geboren op [geboortedag 3] 1999 te [geboorteplaats 3], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.812,00 (twaalfduizend achthonderdtwaalf euro) bestaande uit € 312,00 (driehonderdtwaalf euro) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 12.812,00 (twaalfduizend achthonderdtwaalf euro) bestaande uit € 312,00 (driehonderdtwaalf euro) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 99 (negenennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 juli 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 oktober 2014.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. R.D. van Heffen en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 december 2020.
Mrs. de Munnik en De Bruin zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]