ECLI:NL:GHAMS:2020:3479

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
200.266.261/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding voor omgekomen vleesvarkens door uitval van regelapparatuur en de toepassing van polisvoorwaarden Dierenverzekering Agrarisch

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De maatschap, die een varkensbedrijf exploiteert, heeft in 2015 477 vleesvarkens verloren door verstikking als gevolg van uitval van ventilatoren. De maatschap had een Dierenverzekering Agrarisch afgesloten bij Nationale-Nederlanden, die dekking biedt voor gevolgschade uitval van regelapparatuur. De rechtbank heeft de vorderingen van de maatschap toegewezen, maar Nationale-Nederlanden is in hoger beroep gegaan, waarbij zij zich beroept op een uitsluiting in de polisvoorwaarden. Het hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld of de uitsluiting van dekking naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof concludeert dat de maatschap voldoende op de uitsluiting is gewezen en dat de zorgplicht van Nationale-Nederlanden niet is geschonden. De maatschap heeft niet aangetoond dat de polisvoorwaarden niet ter hand zijn gesteld. Het hof oordeelt dat de uitsluiting van dekking in de polisvoorwaarden van toepassing is en dat het beroep van Nationale-Nederlanden op deze uitsluiting niet onaanvaardbaar is. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.266.261/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/646053/HA ZA 18-354
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 december 2020
inzake
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
appellante,
advocaat: mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle,
tegen

1.[naam maatschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
3.
[geïntimeerde sub 3],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. H.E. de Leeuw-Blokland te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Nationale-Nederlanden en de maatschap (in enkelvoud) genoemd.
Nationale-Nederlanden is bij dagvaarding van 29 juli 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2019 onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen de maatschap als eiseres en (Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. als rechtsvoorganger van) Nationale-Nederlanden als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
Nationale-Nederlanden heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, de vorderingen van de maatschap alsnog zal afwijzen en
‒ uitvoerbaar bij voorraad ‒ de maatschap zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen voor of door Nationale-Nederlanden aan de maatschap is betaald, met beslissing over de proceskosten met nakosten en rente.
De maatschap heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
‒ uitvoerbaar bij voorraad ‒ beslissing over de proceskosten met nakosten en rente.
Nationale-Nederlanden heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.5 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds als niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
De maatschap heeft een varkensbedrijf. Zij is sinds 1 mei 2014 verzekerd door middel van een Agrarisch Ondernemerspakket, met daarin onder andere een Bedrijfsschadeverzekering Agrarisch met polisnummer [nummer] en een Dierenverzekering Agrarisch met polisnummer [nummer] . Uit de polisbladen van beide verzekeringen, gedateerd 13 oktober 2014, blijkt dat onder meer gedekt is gevolgschade uitval regelapparatuur voor vleesvarkens.
2.2.
Op het polisblad van het Agrarisch Ondernemingspakket, gedateerd
13 oktober 2014, dat voorafgaat aan de polisbladen van de diverse verzekeringen die onderdeel zijn van dit pakket, is onder meer vermeld:
Wij wijzen u er op dat in de polis, de voorwaarden en de clausules preventiemaat-
regelen kunnen zijn voorgeschreven. Het is van belang dat u nagaat of - en zo ja, welke - preventie-eisen er gelden voor de verzekering(en) die u heeft afgesloten.
Als bij schade blijkt dat aan eventuele preventie-eisen niet is voldaan kan dat gevolgen hebben voor het recht op schadevergoeding.
2.3.
In de algemene voorwaarden Dierenverzekering Agrarisch (hierna: de polisvoorwaarden) is onder meer het volgende bepaald:
(…)
ARTIKEL 3
WAT IS VERZEKERD
(…)
ARTIKEL 3.3
UITGEBREIDE DEKKING
Als op het polisblad vermeld staat dat voor de dieren de uitgebreide dekking van toepassing is, zijn de dieren verzekerd tegen:
- materiële schade als gevolg van alle onder Basisdekking genoemde gebeurtenissen,
en
- materiële schade als gevolg van de hierna in artikel 3.3.1 tot en met 3.3.12
genoemde gebeurtenissen.
(…)
ARTIKEL 3.5
GEVOLGSCHADE UITVAL REGELAPPARATUUR
Als op het polisblad vermeld staat dat voor de dieren de dekking Gevolgschade uitval regelapparatuur van toepassing is, zijn de dieren verzekerd tegen:
- dood en
- afmaken in verband met een uit diergeneeskundig oogpunt spoedig te verwachten
dood en
- waardevermindering
als gevolg van het plotseling en onvoorzien uitvallen of onjuist functioneren van de regelapparatuur. Het uitvallen of onjuist functioneren van de regelapparatuur moet het gevolg zijn van een niet voorzienbare materiële beschadiging aan de regelapparatuur.
Hieronder vallen ook mankementen die het gevolg zijn van eigen gebrek.
Voorwaarde voor dekking is dat de regelapparatuur is aangesloten op een werkend alarmsysteem.
(…)
Regelapparatuur is de apparatuur met de daarbij behorende leidingen, bestemd om de leefomstandigheden van de dieren op het bedrijf van de verzekerde te reguleren. Hieronder wordt verstaan apparatuur voor verwarming, ventilatie, verlichting, voeder- en drinkwaterverstrekking en luchtbehandelingsystemen zoals luchtkoel- en luchtbevochtigingsinstallaties.
(…)
ARTIKEL 4
WAT IS NIET VERZEKERD
Op de dekking zoals omschreven in artikel 3 zijn de volgende uitsluitingen en beperkingen van toepassing:
(…)
Gevolgschade uitval regelapparatuur
Voor dieren waarvoor de dekking Gevolgschade uitval regelapparatuur verzekerd is geldt:
(...)
17Alarmsysteem buiten werking
Niet verzekerd is schade die verband houdt met het niet aanwezig zijn of het niet afgaan van het alarm. Deze uitsluiting is niet van toepassing als het niet afgaan van het alarm een gevolg is van dezelfde schadeveroorzakende gebeurtenis waardoor ook de regelapparatuur is beschadigd.
(…)
ARTIKEL 5
VERPLICHTINGEN
In aanvulling op de verplichtingen als vermeld in de Algemene voorwaarden Agrarisch Ondernemerspakket geldt het volgende.
(…)
ARTIKEL 5.2
VERPLICHTINGEN BIJ VERZEKERING VAN GEVOLGSCHADE UITVAL REGELAPPARATUUR
De verzekerde is verplicht:
(…)
5 ervoor zorg te dragen dat het alarmsysteem minimaal 1x per maand op bedrijfszekerheid wordt getest, en minimaal lx per jaar wordt onderhouden;
6 ervoor zorg te dragen dat het alarmsysteem en de alarmopvolging voldoen aan de
volgende eisen:
- onafhankelijk van het elektriciteitsnet te allen tijde minimaal een half uur kunnen functioneren;
- in werking treden zodra de regelapparatuur uitvalt of onjuist functioneert en/of het detectiecircuit wordt onderbroken.
- een door de signaleringsapparatuur uitgezonden alarmsignaal moet op ieder moment waarneembaar zijn voor verzekerde of een tot het adequaat reageren bekwame vervanger of vertegenwoordiger van verzekerde waarna onmiddellijk maatregelen kunnen worden getroffen ter voorkoming of beperking van schade;
7 na het afgaan van het alarm binnen de vastgestelde normtijden een aanvang te maken met het voorkomen en beperken van de schade:
Deze normtijden zijn:
(…)
- bij vleesvarkensbedrijven 20 minuten
(…)
2.4.
Op 12 juli 2015 heeft de maatschap ontdekt dat in één van haar stallen
477 vleesvarkens door verstikking om het leven zijn gekomen omdat de ventilatoren waren uitgevallen (hierna: het voorval). De maatschap heeft dit voorval diezelfde dag gemeld bij Nationale-Nederlanden.
2.5.
Op 13 juli 2015 heeft Nimirco B.V. in opdracht van Nationale-Nederlanden onderzoek gedaan naar de oorzaak en omvang van de schade. In de Samenvattende conclusie van het Onderzoeksrapport 2015-014 is het volgende vermeld:
(…)
Ten aanzien van de alarmmeldingen en het doorgeven van de meldingen is geconstateerd dat de aanwezige installatie naar behoren functioneert en geen afwijkingen vertoont. Het uitvallen van de spanning ofwel het uitvallen van de ventilatiesystemen en regelsystemen had zodoende normaliter als alarmmelding op de mobiele telefoon van de heer [geïntimeerde sub 2] of mevr. [geïntimeerde sub 3] moet zijn binnengekomen.
Een verklaring van het niet doorkomen van de alarmmeldingen van 11 juli 2015 is niet te achterhalen.
Ten gevolge van een defect of een sluiting in de motor van de medicijnpomp is de aardlekschakelaar in onderverdeelinrichting Stal 2 aangesproken waardoor zowel onderverdeelinrichting in Stal 2 als onderverdeelinrichting in Stal 3 spanningsloos is gekomen wat de ventilatiesystemen heeft doen uitvallen.
Op locatie is op 13 juli 2015 een spanningsuitval gesimuleerd door middel van het bedienen van de testknop van de aardlekschakelaar. De ventilatiesystemen zijn ten gevolge van het wegvallen van de spanning uitgevallen. Dit heeft tot gevolg dat een alarmmelding op de alarmunit is doorgegaan naar de telefoonkiezer. De alarm-melding is op de telefoon van de heer [geïntimeerde sub 2] binnengekomen.
2.6.
In een rapport Onderzoek medicijnpomp van Group Integrity Speciale zaken van Nationale-Nederlanden is vermeld:
(…)
2. Technisch onderzoek
De medicijnpomp zelf vertoont uiterlijk geen sporen waaruit ik (…) kan opmaken dat zich hierin een mankement en/of defect heeft bevonden die op enigerlei wijze de brand inleidde. Wat mij opviel is dat de stekker, die zich van origine op het aansluitsnoer van de medicijnpomp heeft bevonden, is afgeknipt en dat hiervoor een vervangende stekker op het aansluitsnoer is aangebracht.
Beschouwing van de originele en dus afgeknipte stekker leerde mij dat die sporen vertoont die wijzen op een mankement en/of defect in de wandcontactdoos waarin deze stekker gestoken heeft gezeten. Dit mankement en/of defect resulteerde in een brand in de wandcontactdoos, als gevolg waarvan ook de stekker aangetast geraakte door vuur.
Ik heb de stekker van de medicijnpomp in een wandcontactdoos (…) gestoken. De medicijnpomp functioneert klaarblijkelijk naar behoren, want het apparaat startte op en de zekeringen bleven in werking. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het defect niet in de medicijnpomp heeft gezeten en alleen in de stekker met de wandcontactdoos.

3.Conclusie

De stekker is in combinatie met de wandcontactdoos de oorzaak geweest van de brand. Dit kan alleen zijn veroorzaakt door vocht dat aan de stekker heeft gezeten en op dat moment in de wandcontactdoos is gestoken. Een sluiting tussen de fase en het beschermingscontact is dan het gevolg.
Blijft uiteraard over dat een melding op de telefoon moet zijn doorgekomen in verband met spanningsuitval.

3.Beoordeling

3.1.
De maatschap vordert in hoofdsom een schadebedrag in verband met de omgekomen varkens van € 50.667 en een nog vast te stellen bedrag aan bedrijfsschade als gevolg van het voorval. Zij legt aan haar vorderingen nakoming van de Dierenverzekering Agrarisch en de Bedrijfsschadeverzekering ten grondslag. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen. Zij heeft daartoe als volgt overwogen, voor zover in hoger beroep nog van belang en kort samengevat. Het beroep van Nationale-Nederlanden op artikel 4.17 van de polisvoorwaarden is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Er is sprake van een verrassende primaire dekkingsclausule en het had ‒ gezien de ernstige gevolgen voor de verzekerde bij het toepasselijk worden ervan ‒ op de weg van Nationale-Nederlanden gelegen om de maatschap tijdig te informeren. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat een alarm dat voorafgaande aan en één (of anderhalve) dag na het voorval naar behoren functioneerde, ten tijde van het voorval niet aan alle eisen zou voldoen. Het moet ervoor worden gehouden dat conform artikel 3.5 sprake was van regelapparatuur die aangesloten was op een werkend alarmsysteem. De conclusie is dan ook dat zich een evenement heeft voorgedaan waarvoor de polis dekking biedt.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Nationale-Nederlanden met vier grieven op.
3.2.
Het hof zal eerst het beroep van de maatschap op vernietiging van de polisvoorwaarden bespreken. De maatschap voert hiertoe aan dat zij of haar tussenpersoon ABN Amro (hierna: de tussenpersoon) de polisvoorwaarden niet heeft ontvangen bij het aangaan van de Dierenverzekering Agrarisch per 1 mei 2014 dan wel bij de wijziging ervan per 13 oktober 2014.
Het hof stelt vast dat de maatschap evenwel niet (langer) betwist dat bij e-mail van
4 december 2013 van Nationale-Nederlanden aan de tussenpersoon onder meer het premievoorstel agrarische verzekeringen (hierna: het premievoorstel) en de polisvoorwaarden als pdf-bestanden gevoegd waren, zodat daarvan wordt uitgegaan. De in eerste aanleg (als productie 12) door de maatschap geproduceerde e-mail van ABN Amro van 19 februari 2019 waarin zij de advocaat van de maatschap heeft bericht dat haar ICT-desk voornoemde mail van 4 december 2013 niet heeft kunnen vinden en dat de betrokken tussenpersoon al langere tijd niet meer werkzaam is bij haar, leidt niet tot een ander oordeel. De inhoud van deze e-mail is immers goed verenigbaar met de mogelijkheid dat de tussenpersoon ten tijde van de totstandkoming in mei 2014 en (mogelijke) wijziging in oktober 2014 van de Dierenverzekering Agrarisch toch de beschikking heeft gehad over de polisvoorwaarden.
De ontvangst van de polisvoorwaarden door de tussenpersoon in december 2013 is bovendien in lijn met de eerdere en verdere gang van zaken. In het premievoorstel zijn bij vleesvarkens een verzekerd bedrag voor dekking ‘basis’ en een verzekerd bedrag voor dekking ‘gevolgschade uitval regelapp.’ vermeld. Voorts zijn voor deze beide dekkingen aparte jaarpremies vermeld. Deze e-mail sluit aan bij de e-mail van
26 november 2013 van Nationale-Nederlanden aan de tussenpersoon. Daarin schrijft Nationale-Nederlanden onder meer:
Zodra jij in het bezit bent van onze offerte is het verder aan jou/jullie om de offerte te bespreken en door te geven/te regelen per welke datum e.e.a. definitief doorgang moet krijgen. Wil jij dit zsm aan ons doorgeven?
De tussenpersoon van de maatschap schrijft in haar e-mail van 20 januari 2014 aan Nationale-Nederlanden:
Ik heb op 14-01-2014 met jou gesproken omtrent deze offerte waar nogal een verschil in premie in zat met Interpolis.De tussenpersoon vraagt vervolgens om een vervangende offerte. Diezelfde dag mailt Nationale-Nederlanden een vervangende offerte aan haar. De maatschap is vanaf 1 mei 2014 verzekerd bij Nationale-Nederlanden. Uit het polisblad Dierenverzekering Agrarisch, gedateerd
13 oktober 2014, blijkt dat onder meer ‘Gevolgschade uitval regelapparatuur vlees-varkens’ gedekt is. Blijkens voornoemd premievoorstel is dat een uitbreiding van de basisdekking. Het is niet aannemelijk dat de tussenpersoon deze uitbreiding met de maatschap heeft kunnen bespreken en adviseren, zonder dat de tussenpersoon de beschikking had over de polisvoorwaarden. De kennis van de polisvoorwaarden van de tussenpersoon dient als kennis van haar hulppersoon te worden toegerekend aan de maatschap.
Uit het voorgaande volgt dat de stelling dat de polisvoorwaarden niet ter hand zouden zijn gesteld, wordt gepasseerd wegens onvoldoende onderbouwing tegenover de gemotiveerde betwisting, zodat het daarop gebaseerde beroep op vernietiging van de polisvoorwaarden op grond van de artikelen 6:233 sub b in verbinding met 6:234 lid 1 BW wordt verworpen. Gezien artikel 6:232 BW, waarin de snelle toepasselijkheid van algemene voorwaarden is verwoord, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, voorts niet aan te nemen dat de maatschap niet gebonden is aan de polisvoorwaarden. Anders dan de maatschap meent, is zij ook gebonden aan de polisvoorwaarden indien zij de polisvoorwaarden niet uitdrukkelijk heeft aanvaard. Hetgeen hiervoor is overwogen geldt ook voor de algemene voorwaarden Bedrijfsschadeverzekering Agrarisch.
3.3.
Het hof zal de grieven 1 en 2 gezamenlijk behandelen. Nationale-Nederlanden voert in deze grieven, kort samengevat, het volgende aan. Nu het alarm ten tijde van het voorval niet is afgegaan, is niet voldaan aan de voorwaarde in artikel 3.5 dat de regelapparatuur is aangesloten op een werkend alarmsysteem. Voorts kan zij zich beroepen op de uitsluiting in artikel 4.17 van de polisvoorwaarden. Dat beroep is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Zij heeft haar zorgplicht, inhoudende het tijdig informeren van de maatschap over artikel 4.17 van de polisvoorwaarden, niet geschonden en er waren geen omstandigheden die met zich brachten dat Nationale-Nederlanden de maatschap expliciet had moeten wijzen op de gevolgen van een falend alarmsysteem, aldus Nationale-Nederlanden.
3.4.
Het hof overweegt als volgt. Artikel 3.5 van de polisvoorwaarden bepaalt als voorwaarde voor dekking dat de regelapparatuur is aangesloten op een werkend alarmsysteem. In eerste aanleg was tussen partijen in geschil of de medicijnpomp onder het begrip ‘regelapparatuur’ valt. De rechtbank heeft geoordeeld dat voldoende vast is komen te staan dat een medicijnpomp is te kwalificeren als (onderdeel van de) regelapparatuur. Hiertegen heeft Nationale-Nederlanden geen grief opgeworpen, zodat hiervan moet worden uitgegaan in hoger beroep. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het alarmsysteem van de maatschap voorafgaand aan en één (of anderhalve) dag na het voorval naar behoren functioneerde. Nationale-Nederlanden heeft hiertegen eveneens geen grief gericht, zodat ook hiervan moet worden uitgegaan in hoger beroep.
3.5.
Nationale-Nederlanden meent dat niet voldaan is aan de in artikel 3.5 van de polisvoorwaarden opgenomen dekkingsvoorwaarde dat de regelapparatuur moet zijn aangesloten op een werkend alarmsysteem. De juistheid van dit betoog kan in het midden blijven. Indien aangenomen dient te worden dat het alarmsysteem niet kan worden aangemerkt als een werkend alarmsysteem, is er geen dekking. Indien aangenomen dient te worden dat het alarmsysteem wel kan worden aangemerkt als een werkend alarmsysteem (ook al is het niet afgegaan), dan dient beoordeeld te worden of dekking is uitgesloten op grond van artikel 4.17 van de polisvoorwaarden. Daarover oordeelt het hof als volgt.
3.6.
Nu het alarm ten tijde van het voorval niet is afgegaan, is de uitsluiting als omschreven in art. 4.17 eerste zin van de polisvoorwaarden in beginsel van toepassing. De maatschap heeft een aantal omstandigheden aangevoerd, waaruit volgens haar voortvloeit dat het beroep van Nationale-Nederlanden op deze uitsluiting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De maatschap doet overigens geen beroep op de uitzondering op de uitsluiting in artikel 4.17 tweede zin van de polisvoorwaarden.
3.7.
De maatschap voert in dit verband onder meer het volgende aan. Zij meent dat Nationale-Nederlanden haar zorg- en informatieplicht heeft geschonden. De zorgplicht voor de belangen van de verzekerde leidt tot een informatie- en waarschuwingsplicht voor de verzekeraar. Het is de (maatschappelijke) taak en verantwoordelijkheid van Nationale-Nederlanden om de maatschap over de inhoud van de polisvoorwaarden deugdelijk te informeren. Op het polisblad is niets over het alarm vermeld. De uitsluiting van artikel 4.17 van polisvoorwaarden zit ‘verstopt’ in haar omvangrijke voorwaarden van bijna 150 pagina’s. Over de polisvoorwaarden is niet onderhandeld en zijn door Nationale-Nederlanden eenzijdig vastgesteld. Nationale-Nederlanden kan haar informatieplicht niet afwentelen op de tussenpersoon, aldus de maatschap.
3.8.
Het hof overweegt als volgt. In het polisblad van het Agrarisch Ondernemingspakket, dat voorafgaat aan de polisbladen van de diverse verzekeringen die onderdeel uitmaken van dit pakket, wordt uitdrukkelijk gewezen op eventueel voorgeschreven preventiemaatregelen en de gevolgen als daaraan niet is voldaan (2.2). Het in artikel 3.5 van de polisvoorwaarden voorgeschreven werkende alarmsysteem is, ook in de visie van de maatschap, een dergelijke preventiemaatregel. Ook maatregelen om te bevorderen dat het alarmsysteem daadwerkelijk afgaat in de zin van artikel 4.17 van de polisvoorwaarden zijn dat. Blijkens de eigen stellingen van de maatschap had zij, als het alarm was afgegaan, haar varkens immers kunnen redden door de stroom en de ventilatoren handmatig aan te zetten en de ramen en deuren van de stal open te zetten.
Anders dan de maatschap meent, zit de voorwaarde over het afgaan van het alarm niet in de polisvoorwaarden verstopt. Dat deze voorwaarde bij de uitsluitingen is opgenomen en niet bij de primaire dekkingsomschrijving, maakt niet dat de voorwaarde als verstopt moet worden beschouwd. Het is gebruikelijk dat polis-voorwaarden eerst een primaire dekkingsomschrijving geven en vervolgens een reeks uitsluitingen noemen. De kopjes van de artikelen 3 (wat is verzekerd?) en 4 (wat is niet verzekerd?) zijn vet en onderstreept. De indeling wordt ook heel duidelijk gemaakt door de inhoudsopgave op pagina 1 van de voorwaarden Dierenverzekering Agrarisch. De uitsluiting over het afgaan van het alarmsysteem staat onder de uitsluitingen in de rubriek die van toepassing is als gevolgschade uitval regelapparatuur is meeverzekerd (uitsluitingen 13 tot en met 17) en dus op een logische plek in de opbouw van de polisvoorwaarden. Bovendien is zowel artikel 4 als de daarvan deel uitmakende rubriek (uitsluitingen 13 tot en met 17) als de desbetreffende uitsluiting (nummer 17) voorzien van een toepasselijke, duidelijke en onderstreepte kop (bij uitsluiting 17 is die kop: "Alarmsysteem buiten werking"). Dat de polisvoorwaarden onderdeel uitmaken van het 150 bladzijden tellende pakket aan algemene voorwaarden behorende bij het Agrarisch Ondernemerspakket en de daarvan deel uitmakende verzekeringen, leidt niet tot een ander oordeel. Dat zou immers tot de ongerijmde uitkomst leiden dat alle polisvoorwaarden als verstopt zouden moeten worden aangemerkt.
Nationale-Nederlanden heeft de maatschap dus voldoende duidelijk erover geïnformeerd dat schade die verband houdt met het niet afgaan van het alarm, van dekking wordt uitgesloten (behoudens in geval van de in artikel 4.17 van de polisvoorwaarden genoemde uitzondering).
Voorts mag Nationale-Nederlanden er in redelijkheid van uitgaan dat de maatschap, al dan niet met bijstand van haar tussenpersoon, kennis neemt van de polisvoorwaarden, die (zoals het hof blijkens rov. 3.2 tot uitgangspunt neemt) haar tussenpersoon tegelijk met het premievoorstel en dus (ruim) voor de totstandkoming van de Dierenverzeke-ring heeft ontvangen.
Uit het voorgaande volgt dat de maatschap, anders dan zij betoogt, bedacht had moeten zijn op de uitsluiting in artikel 4.17 van de polisvoorwaarden.
3.9.
Dat de gevolgen van de uitsluiting voor de maatschap groot zijn, dat de oorzaak van het falen van het alarmsysteem ten tijde van het voorval niet is achterhaald en dat de schade niet zou zijn geleden als het alarm zou zijn afgegaan omdat de maatschap dan maatregelen had kunnen nemen om haar varkens te redden, zoals de maatschap verder aanvoert, zijn geen (voldoende) redenen om een beroep van Nationale-Nederlanden op artikel 4.17 van de polisvoorwaarden niet toe te staan. Artikel 5.2 doet, anders dan de maatschap meent, niet af aan artikel 4.17 van de polisvoorwaarden.
3.10.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep van Nationale-Nederlanden op de uitsluiting in artikel 4.17 van de polisvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Overige feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zijn niet aangevoerd of gebleken.
3.11.
Voorts zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken, die tot het oordeel zouden kunnen leiden dat artikel 4.17 van de polisvoorwaarden een oneerlijk beding als bedoeld in Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is.
3.12.
Het hof komt tot de conclusie dat grieven 1 en 2 slagen voor zover betreffende het door Nationale-Nederlanden gedane beroep op de uitsluiting in artikel 4.17 van de polisvoorwaarden. Naar het hof begrijpt, beoogt Nationale-Nederlanden met grief 4 onder andere dat ook de vergoeding van de bedrijfsschade op grond van de polis Bedrijfsschadeverzekering Agrarisch, naast de vergoeding van de dode dieren, wordt afgewezen. Deze grief gaat in zoverre op dat deze verzekering in de artikelen 3.1.3 en 4.12 van de algemene voorwaarden Bedrijfsschadeverzekering Agrarisch dezelfde bepalingen als in de artikelen 3.5 en 4.17 van de polisvoorwaarden kent. De hiervoor gegeven oordelen inzake laatstgenoemde artikelen gelden dus ook voor de artikelen 3.1.3 en 4.12 van de voorwaarden Bedrijfsschadeverzekering Agrarisch.
3.13.
De maatschap heeft in haar inleidende dagvaarding meer subsidiair aangevoerd dat er dekking bestaat op grond van de brandverzekering, die onderdeel uitmaakt van het Agrarisch Ondernemerspakket. Zij beroept zich hiervoor op de onder 2.6 aangehaalde rapportage Onderzoek medicijnpomp van Group Integrity Speciale zaken van Nationale-Nederlanden.
In het debat tussen partijen is deze grondslag niet voldoende uit de verf gekomen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor uitlating bij akte over deze grondslag door Nationale-Nederlanden, waarop de maatschap bij antwoordakte zal kunnen reageren.
3.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 26 januari 2021 voor akte uitlating door Nationale-Nederlanden als bedoeld onder 3.13,
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J.W.M. Tromp en M. Spanjaart en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 december 2020.