ECLI:NL:GHAMS:2020:347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
23-003318-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levensgevaar door gevaarlijk rijgedrag op de snelweg met vrachtwagens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor gevaarlijk rijgedrag op de snelweg. Op 6 december 2018 veroorzaakte hij levensgevaar door op de Rijksweg A7 voor een vrachtwagen te rijden en abrupt te remmen, waardoor andere bestuurders moesten uitwijken om aanrijdingen te voorkomen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de autosnelweg, en dat zijn gedrag zeer kwalijk was. De verdachte had geen inzicht in de ernst van zijn handelen en er was een grote kans op recidive. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en legde een straf op van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van €1.000,00. Daarnaast werd de verdachte de rijbevoegdheid ontzegd voor een periode van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof benadrukte dat de openbare weg geen plaats is voor onverantwoordelijk gedrag, ook niet als reactie op het gedrag van anderen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003318-19
datum uitspraak: 11 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Alkmaar van 4 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-133984-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 januari 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 december 2018 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig (personenauto), heeft gereden op de Rijksweg A7, op de linkerrijstrook, achter een vrachtauto, met een lading bieten, en die een of meer andere vrachtauto’s op de rechterrijstrook, aan het inhalen was en/of op die linkerrijstrook meermalen van links naar rechts en terug, ‘heen en weer’, heeft bewogen en/of naar de rechter rijstrook is gereden en daarbij zo dicht achter een aldaar rijdende vrachtauto met aanhangwagen is gaan rijden, dat de bestuurder van die vrachtwagencombinatie zich genoodzaakt voelde om uit te wijken naar de vluchtstrook, om een aanrijding voorkomen en/of weer naar de linker rijstrook is gereden en daarbij zeer dicht achter de vrachtauto met bieten is gaan rijden en daarbij ook met de lichten seinde en/of nadat de bestuurder van de vrachtauto met bieten zijn inhaalmanoeuvre had voltooid en op de rechter rijstrook is gaan rijden, hij, verdachte enige tijd links naast de vrachtauto met bieten is blijven rijden en/of vervolgens op de rechter rijstrook voor de vrachtauto met bieten is gaan rijden en kort daarna, zonder noodzaak ‘vol’ heeft geremd, waarbij de snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur terugliep naar bijna stilstand, ten gevolge waarvan de bestuurder van de vrachtauto met bieten zo hard moest remmen om een aanrijding met het voor hem remmende voertuig te voorkomen, dat de wielen blokkeerden en de rook van de banden kwam en tengevolge waarvan tientallen, in elk geval meerdere andere bestuurders moesten remmen en uitwijken om aanrijdingen te voorkomen door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 december 2018 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig (personenauto), heeft gereden op de Rijksweg A7, op de linkerrijstrook, achter een vrachtauto met een lading bieten, die een of meer andere vrachtauto’s op de rechterrijstrook, aan het inhalen was
en op die linkerrijstrook meermalen van links naar rechts en terug, ‘heen en weer’, heeft bewogen
en naar de rechter rijstrook is gereden en daarbij zo dicht achter een aldaar rijdende vrachtauto met aanhangwagen is gaan rijden, dat de bestuurder van die vrachtwagencombinatie zich genoodzaakt voelde om uit te wijken naar de vluchtstrook, om een aanrijding voorkomen
en weer naar de linker rijstrook is gereden en daarbij zeer dicht achter de vrachtauto met bieten is gaan rijden en daarbij ook met de lichten seinde
en nadat de bestuurder van de vrachtauto met bieten zijn inhaalmanoeuvre had voltooid en op de rechter rijstrook is gaan rijden, hij, verdachte enige tijd links naast de vrachtauto met bieten is blijven rijden en vervolgens op de rechter rijstrook voor de vrachtauto met bieten is gaan rijden en kort daarna, zonder noodzaak ‘vol’ heeft geremd, waarbij de snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur terugliep naar bijna stilstand, ten gevolge waarvan de bestuurder van de vrachtauto met bieten zo hard moest remmen om een aanrijding met het voor hem remmende voertuig te voorkomen, dat de wielen blokkeerden en de rook van de banden kwam en ten gevolge waarvan meerdere andere bestuurders moesten remmen en uitwijken om aanrijdingen te voorkomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kantonrechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van
10 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 10 maanden waarvan
8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de autosnelweg. Hij deed dit onder meer door voor een vrachtwagen te gaan rijden en toen hard te remmen tot bijna stilstand, om zijn ongenoegen te uiten over het (rij)gedrag van de vrachtwagenchauffeur. Als gevolg van zijn actie moesten meerdere voertuigen hard remmen om ongevallen te voorkomen. Of de vrachtwagenchauffeur de eerste was die bij het inhalen een fout maakte of niet, acht het hof volstrekt irrelevant. De openbare weg is geen plaats voor onverantwoordelijk en levensgevaarlijk gedrag, ook niet in reactie op eventueel fout gedrag van anderen. Van een verkeersdeelnemer kan en mag verwacht worden dat hij zich in alle omstandigheden volwassen en beheerst gedraagt. De verdachte mag van geluk spreken dat hij geen ongevallen heeft veroorzaakt met ernstig letsel of zelfs doden tot gevolg. Dat dat niet is gebeurd, is alleen aan de oplettendheid van de overige weggebruikers te danken. Het hof acht het gedrag van de verdachte zeer kwalijk en vindt dat de verdachte de gevolgen hiervan zowel financieel, door de oplegging van een hoge geldboete, als in de vorm van een ontzegging van de rijbevoegdheid moet voelen.
De verdachte heeft aangevoerd dat het al weer een tijd geleden is en ziet daarin klaarblijkelijk een reden om een mildere straf op te leggen dan in eerste aanleg is gebeurd. De verdachte heeft op 4 september 2019 terechtgestaan voor de kantonrechter. Vervolgens is hij in beroep gegaan bij dit hof, waardoor het feit inmiddels iets meer dan een jaar geleden is. Het hof ziet daarin geen aanleiding om tot lagere straffen te komen dan het anders zou hebben opgelegd.
Ook in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken. De verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk als koerier, maar het feit is te ernstig om een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Het hof zal daarom een gedeeltelijke onvoorwaardelijke en gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Daarnaast is de verdachte weliswaar bezig met het oplossen van zijn klaarblijkelijke agressieproblematiek, maar hij toonde ter terechtzitting (nog) onvoldoende inzicht in het onaanvaardbare van zijn handelen. Het hof ziet een grote kans op recidive en ziet daarin redenen om de proeftijd bij het voorwaardelijke deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid zo lang als wettelijk mogelijk te bepalen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete en een (gedeeltelijk voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden hoogte dan wel duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O Mooy, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 februari 2020.
=========================================================================
[…]