ECLI:NL:GHAMS:2020:3422
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van rijden tijdens ontzegging rijbevoegdheid en veroordeling voor rijden met ongeldig rijbewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht maanden. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte en het Openbaar Ministerie was ingesteld tegen het vonnis van de politierechter van 5 oktober 2017. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, maar het hof oordeelde anders.
Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs was voor het onder 1 tenlastegelegde, namelijk het rijden tijdens de ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de kennisgeving van de ontzegging niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het rijden tijdens de ontzegging. Het hof heeft de vrijspraak van de politierechter bevestigd en de motivering van de vrijspraak vervangen door een eigen motivering.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, heeft het hof de verweren van de raadsvrouw verworpen. Het hof concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, mede op basis van eerdere aanhoudingen en mededelingen van het CBR. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.