ECLI:NL:GHAMS:2020:3356

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
23-004373-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor openlijke geweldpleging en mishandeling na conflicten in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en mishandeling, gepleegd op 23 juli 2017 te Amsterdam. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 26 november 2018 was uitgesproken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 november 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte heeft gevorderd. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de betrokkenen waren tegenstrijdig en er waren geen camerabeelden van het incident beschikbaar. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde handelingen had gepleegd. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004373-18
datum uitspraak: 10 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 november 2018 in de strafzaak onder het parketnummer 13-140496-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 23 juli 2017 te Amsterdam (meermalen) openlijk, te weten op de Zieseniskade, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], door deze perso(o)n(en) te slaan en/of duwen en/of trekken en/of tegen de grond te werken, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een afgebroken tand voor [benadeelde 3] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair:hij op of omstreeks 23 juli 2017 te Amsterdam (meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heeft mishandeld door deze perso(o)n(en) te slaan en/of duwen en/of trekken en/of tegen de grond te werken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het dossier en de behandeling in hoger beroep is gebleken dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] op 23 juli 2017 een bar genaamd ‘[bar]’ – gelegen aan de Zieseniskade te Amsterdam – heeft bezocht. Nadat de verdachte en [medeverdachte] de bar hebben verlaten is op enig moment – om redenen die niet eenduidig uit het procesdossier blijken – buiten op straat een conflictsituatie ontstaan tussen de verdachte en de medeverdachte enerzijds en de (vrienden)groep van (onder anderen) [benadeelde 1] en [benadeelde 3] anderzijds, waarbij ook sprake is geweest van fysiek contact en waarbij verschillende betrokken personen letsel hebben opgelopen. Van het incident zijn geen camerabeelden beschikbaar en over wat er precies tijdens het (fysieke) conflict is voorgevallen lopen de verklaringen van de aangevers, getuigen en verdachten uiteen. Het dossier, gezien in het licht van de stellige ontkenning van de verdachte, biedt het hof onvoldoende basis voor de overtuiging dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen in vereniging heeft gepleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 493,05, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 570,98, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 882,32, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 508,00 aan materiële (€ 8,00) en immateriële schade (€ 500,00). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. N. van der Wijngaart en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 december 2020.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.