ECLI:NL:GHAMS:2020:335

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
200.255.517/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over onzorgvuldige afwikkeling van nalatenschap

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van de overleden erflater, een klacht ingediend tegen de notaris die belast was met de afwikkeling van de nalatenschap. Klaagster verwijt de notaris dat hij de nalatenschap onzorgvuldig heeft afgewikkeld, met name door een onvolledige boedelbeschrijving op te stellen en haar positie als mede-erfgenaam te negeren. De notaris heeft de nalatenschap van de erflater, die een omvangrijke kunstcollectie en onroerende goederen bezat, in 2015 in beheer gekregen. Klaagster heeft in 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die haar klacht ongegrond had verklaard. Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof vastgesteld dat klaagster niet aanwezig was bij een belangrijke bespreking over de afwikkeling van de nalatenschap, waar de andere erfgenamen wel aanwezig waren. Klaagster heeft ook verzet aangetekend tegen de uitdelingslijst, maar werd door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de klachten van klaagster beoordeeld en geconcludeerd dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld. De notaris heeft erkend dat hij klaagster in een e-mailbericht een keer niet heeft genoemd, maar heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd en klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar nieuwe klachtonderdeel.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.255.517/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/331509/KL RK 18-1
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 februari 2020
inzake
[klaagster] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats ] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 4 maart 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 1 februari 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:6). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
Klaagster heeft op 24 april 2019 een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 29 mei 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 december 2019. Klaagster en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
2.1.
Op 5 juni 2014 is de vader van klaagster, de heer [X] (hierna te noemen: erflater) overleden. Erflater had vier kinderen uit twee huwelijken. Uit zijn eerste huwelijk zijn geboren [A] en klaagster. Uit zijn tweede huwelijk met mevrouw [Y] (hierna te noemen: de weduwe) zijn de kinderen [B] en [C] geboren. Erflater heeft bij testament zijn vier kinderen tot erfgenaam benoemd.
2.2.
De nalatenschap van erflater bestaat uit een omvangrijke kunstcollectie, inboedel en onroerende goederen in [land 1] , [land 2] en Nederland. Erflater en zijn zoon [C] oefenden samen de vennootschap onder firma “ [naam VOF] ” (hierna: de VOF) uit, waarbinnen zij kunst produceerden en verkochten. Erflater heeft zijn aandeel in de VOF gelegateerd aan [C] . De kunst die niet tot de VOF behoort, is voor een gedeelte gelegateerd aan de bij testament opgerichte stichting [naam Stichting] . De overige kunst is niet gelegateerd en komt toe aan de erfgenamen.
2.3.
Bij beschikking van 9 januari 2015 heeft de rechtbank Gelderland de notaris benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater. De notaris heeft zijn kantoorgenoot notaris mr. [boedelnotaris] als boedelnotaris aangewezen.
2.4.
In 2016 is [B] , dochter van erflater, overleden. Haar minderjarige zoon [D] is haar enige erfgenaam. [C] is de voogd van [D] .
2.5.
De firma [naam firma] heeft in maart 2017 de woning in [land 2] ontruimd. [naam firma] heeft de kunstwerken afgegeven aan de [naam Stichting] . De rest van de inboedel is afgevoerd.
2.6.
De communicatie tussen de familieleden liep via hun advocaten en adviseurs. Tot april 2017 heeft klaagster zich laten bijstaan door mr. [naam advocaat] , advocaat te [plaats ] . Klaagster heeft zich daarna incidenteel bij laten staan door partijnotaris mr [naam partijnotaris] .
2.7.
Op 18 augustus 2017 heeft er een bespreking plaatsgevonden met de erfgenamen en de weduwe om tot de afwikkeling van de nalatenschap over te gaan. Klaagster is daarbij als enige erfgename niet verschenen. Tijdens deze bespreking hebben de aanwezigen ingestemd met de door de vereffenaar opgestelde conceptboedelbeschrijving. De notaris heeft vervolgens de definitieve boedelbeschrijving opgesteld en een uitdelingslijst opgemaakt. De uitdelingslijst heeft de vereffenaar op 31 augustus 2017 bij de boedelnotaris ter inzage gedeponeerd.
2.8.
Klaagster is bij de rechtbank Gelderland in verzet gegaan tegen de uitdelingslijst. Die rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland. Bij beschikking van 22 november 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet.

3.Standpunt van klaagster

In de kern verwijt klaagster de notaris het volgende.
Klachtonderdeel 1
Klaagster verwijt de notaris dat hij tot op heden geen correcte en volledige boedelbeschrijving heeft opgesteld en dat hij evenmin heeft gezorgd voor een complete omschrijving van de gelegateerde kunstwerken.
Klachtonderdeel 2
Klaagster verwijt de notaris dat hij haar negeert en onvoldoende rekenschap geeft van haar positie als mede-erfgenaam. In meerdere stukken is klaagster ten onrechte niet genoemd.
Klachtonderdeel 3
De inboedel van de woning in [land 2] had niet zonder overleg vernietigd mogen worden.
Klachtonderdeel 4
De notaris heeft zich niet de belangen van [D] aangetrokken. [C] heeft sinds het overlijden van [B] een dubbele rol als erfgenaam van erflater enerzijds en als voogd van [D] anderzijds. Daardoor kunnen tegenstrijdige belangen ontstaan.
In hoger beroep voert klaagster aan dat de gezamenlijke bijeenkomst van 18 augustus 2017 door haar met opgave van redenen is afgezegd. Klaagster verzoekt om het horen van getuigen. Daarnaast is klaagster van mening dat er niet kan worden verdeeld als de vereffenaar de onderliggende administratie niet krijgt van haar mede-erfgenamen en de weduwe. Omdat er een ontslagprocedure bij de Rechtbank te Zutphen liep, zou het logisch zijn geweest dat er een nieuwe vereffenaar zou zijn benoemd. Klaagster is ten slotte van mening dat de werkzaamheden die ten behoeve van de weduwe en [C] zonder overleg aan derden zijn uitbesteed, alleen bij hen in rekening dienen te worden gebracht.

4.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd en stelt zich primair op het standpunt dat de klachten van klaagster in essentie lijken te gaan over de uitdelingslijst. In de verzetprocedure had zij bezwaar kunnen maken tegen deze uitdelingslijst. Nu klaagster in deze procedure niet-ontvankelijk is verklaard, heeft zij geen belang meer bij de door haar ingediende klachten. Subsidiair stelt de notaris zich – kort gezegd – op het standpunt dat hij correct heeft gehandeld doordat hij ten aanzien van iedere opmerking van klaagster over het ontbreken van vermogensbestanddelen op de boedelbeschrijving actie heeft ondernomen. Alle informatie die hij heeft ontvangen, heeft hij gedeeld met alle erfgenamen en hij heeft ieder van hen in de gelegenheid gesteld de informatie bij hem op kantoor door te nemen. In verband met de kwetsbare medische positie van klaagster heeft de notaris aangeboden haar te bezoeken. Van dit aanbod heeft klaagster geen gebruik gemaakt. Aan de notaris valt geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.Beoordeling

Reikwijdte klacht/uitbreiding klacht
5.1.
Voor zover klaagster haar klacht heeft willen uitbreiden met haar standpunt over de doorbelasting van de werkzaamheden ten behoeve van de weduwe en [C] is dit in strijd met de eisen van een goede procesorde, nu de notaris daarop niet meer behoorlijk heeft kunnen reageren. Het hof neemt geen kennis van klachten die voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Klaagster zal in dit nieuwe klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4
5.2.
Ten aanzien van deze klachtonderdelen heeft de kamer, samengevat, het volgende overwogen. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting heeft de notaris het nodige ondernomen om tot een volledige boedelbeschrijving te komen. De notaris heeft erkend dat hij in een e-mailbericht klaagster één keer is vergeten te noemen als erfgenaam. De notaris heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. De erfgenamen zijn ruimschoots in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de ontruiming inboedelgoederen uit de woning te halen. Klaagster heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De notaris heeft ten slotte gesignaleerd dat [C] door het overlijden van [B] een dubbelrol heeft gekregen. In verband hiermee heeft hij voorgesteld om de kantonrechter te verzoeken een bijzondere curator voor [D] te benoemen. De erfgenamen vonden dat vooralsnog niet nodig.
De kamer heeft alle klachtonderdelen op grond daarvan ongegrond verklaard. Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen.
Het hof verenigt zich ook met het oordeel van de kamer, dat de notaris als vereffenaar zeer zorgvuldig heeft gehandeld.
5.3.
Aan het verzoek van klaagster om een getuigenverhoor gaat het hof voorbij. Het hof acht zich voldoende geïnformeerd om zonder een dergelijk onderzoek te beslissen.
5.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het in rechtsoverweging 5.1. bedoelde klachtonderdeel;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, G.C.C. Lewin en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2020 door de rolraadsheer.