ECLI:NL:GHAMS:2020:3299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
23-003539-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en onterecht rijgedrag in Zaandam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging en gevaarzettend rijgedrag. De tenlastelegging betrof het bedreigen van twee personen met een auto in Zaandam op 28 juli 2018. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem schuldig had bevonden.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 november 2020 heeft het hof de verklaringen van getuigen en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om de betrokkenen te bedreigen. De verklaringen van de getuigen waren tegenstrijdig en er was onvoldoende bewijs dat de verdachte met verhoogde snelheid op de aangevers was ingereden. Het hof oordeelde dat de verdachte bang was voor een confrontatie en dat er sprake was van een escalatie van de situatie aan beide zijden.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het tenlastegelegde handelen. De kosten werden door beide partijen gedragen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 2 december 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003539-19
datum uitspraak: 2 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-170470-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op een of meerdere momenten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op een of meerdere momenten, meermalen, althans eenmaal, met de auto (van het merk Mercedes GLK met kenteken [kenteken]) op voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in te rijden (waarbij voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door de auto werd geraakt).;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad als
bestuurder van een voertuig (Mercedes GLK met kenteken [kenteken]),
daarmee rijdende op de weg, op een of meerdere momenten, op 't Kalf
en/of de Lovinkbeek en/of de Loenense Beek, roekeloos, althans zeer,
althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte, op een of meerdere momenten
met (verhoogde) snelheid is ingereden op [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
, terwijl deze personen midden op de weg stonden, door welke
gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de verdachte het opzet heeft gehad om de betrokkenen te bedreigen. De verklaringen van de diverse getuigen spreken elkaar, wat de feitelijke gang van zaken betreft, op essentiële punten tegen. Duidelijk is echter geworden dat de verdachte bang was voor een confrontatie met de aangever [benadeelde 1] en niet opnieuw met hem geconfronteerd wilde worden toen hij zijn zoon wilde terugbrengen naar diens moeder, de verdachtes ex-partner. Vervolgens is de situatie aan beide zijden geëscaleerd waarbij ook aan de zijde van de aangevers sprake was van gedrag dat door de verdachte als bedreigend kon worden ervaren. Er is aan weerszijden sprake geweest van tegengestelde belevingen en onvermogen om zich in de ander in te leven. Het hof wil aannemen dat de aangevers zich bedreigd hebben gevoeld, maar evenzeer dat de opzet tot bedreiging van aangevers bij de verdachte ontbrak en deze alleen maar weg wilde uit een door hem en zijn ouders als bedreigend ervaren situatie.
Het hof acht evenmin bewezen dat er sprake is geweest van gevaarzettend of hinderend rijgedrag in de vorm waarin dat is ten laste gelegd aan de zijde van de verdachte. Er is onvoldoende bewijs voor het met (verhoogde) snelheid inrijden op de aangevers.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat noch het primair ten laste gelegde, noch het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 1.786,41. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 481,93.
Beide benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom in hun vorderingen niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 december 2020.
Mr. van Die is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]