In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 juli 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1963, had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de diefstal van flessen wijn in de zaak met parketnummer 13-096200-19. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de diefstal. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die wordt vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken. In hoger beroep heeft het hof de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn financiële en sociale problemen als gevolg van een harddrugsverslaving. De verdachte heeft aangegeven al 16 maanden geen harddrugs meer te gebruiken en heeft positieve veranderingen in zijn leven aangebracht. Het hof oordeelt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf contraproductief zou zijn en legt in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee jaren, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd. Het hof past de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toe, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaring.