ECLI:NL:GHAMS:2020:327

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
23-003281-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dierenwelzijn en identificatie van honden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het niet voorzien van twee pups van een chip, waardoor deze niet konden worden geïdentificeerd en geregistreerd. Daarnaast werd hem verweten dat hij de gezondheid en het welzijn van een reu en drie pups had benadeeld door hen de nodige zorg te onthouden. Dit omvatte het niet tijdig behandelen van entropion, het niet tijdig knippen van nagels, onvoldoende ontwormen en het langdurig houden van de dieren in benches. De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €750,00 of 15 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere geldboete van €500,00 of 10 dagen hechtenis gevorderd. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid als houder van de dieren niet naar behoren had genomen, wat leidde tot de benadeling van hun welzijn. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003281-18
datum uitspraak: 31 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 81-105789-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging – en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de 13 april 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen al dan niet opzettelijk dieren die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren, waren geïdentificeerd en/of geregistreerd heeft gehouden en/of heeft verhandeld en/of heeft vervoerd en/of heeft aangevoerd en/of heeft afgevoerd, immers heeft hij en/of zijn mededader(s) 3, althans één of meer hond(en), ouder dan 7 weken gehouden in zijn woning aan de [adres 2] terwijl deze hond(en) niet waren geïdentificeerd;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 29 juni 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A.
(telkens) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij (een) dier(en) pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van die/dat dier(en) heeft benadeeld, immers heeft hij en/of hebben zijn mededader(s):
- een reu (met chipnummer [chipnummer 1]), die last had van entropion aan beide ogen, niet tijdig laten opereren en/of waren de nagels van dat dier niet tijdig geknipt en/of
- een teef, van circa anderhalf jaar oud, niet laten behandelen voor huidproblemen en/of
- 3, althans één of meer pup(s) niet (voldoende) ontwormd en/of
- 4, althans één of meer hond(en) langdurig gehouden in benches en/of
- een teef (met chipnummer [chipnummer 2]), die leed aan demodicose, niet laten behandelen,
en/of
B.
In de periode voorafgaand aan 29 juni 2017 als houder van hond(en), althans van (een) dier(en), (telkens) aan die/dat dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden,
immers
- was aan een reu (met chipnummer [chipnummer 1]), die leed aan entropion aan beide ogen medische verzorging onthouden en/of
- had een teef, van circa anderhalf jaar oud huidproblemen en/of
- waren 3, althans één of meer pup(s) niet (voldoende) ontwormd en/of
- werden honden langdurig gehouden in benches en/of
- was aan een teef (met chipnummer [chipnummer 2], die leed aan demodicose medische verzorging onthouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking bewijsverweren

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Daartoe heeft de raadsman – samengevat – het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is het juist dat twee van de drie pups nog niet waren gechipt op 13 april 2017, maar dit was ook niet nodig omdat deze pups op dat moment nog niet ouder waren dan 7 weken. De geschatte leeftijd van 8 tot 12 weken klopt niet. Indien het hof meent dat de pups ouder waren dan 7 weken, dan wordt verzocht de dierenarts, bij wie de dieren in behandeling waren, als getuige te horen teneinde de exacte geboortedatum vast te stellen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is van belang dat de hond die leed aan Demodicose (te weten: de teef [naam]) niet van de verdachte is, noch was hij de houder van deze hond. De enkele omstandigheid dat de reu last had van entropion en dat een paar nagels te lang waren, rechtvaardigt niet de conclusie dat het welzijn van dat dier is benadeeld of dat het dier de nodige zorg is onthouden; de verdachte had al een afspraak gemaakt met de dierenarts en het betreft geen aandoening die onmiddellijk verholpen dient te worden. De verdachte bestrijdt dat de pups niet voldoende waren ontwormd (de kuur diende enkel te worden herhaald), alsmede dat de honden langdurig in benches werden gehouden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor zijn zoontje naar het ziekenhuis moest en dat hij uit voorzorg de hond en de pups bij zijn broer had gebracht. Volgens de verdachte is aan de hond en de pups de nodige zorg verleend.
Het hof overweegt als volgt.
Algemeen
Op 13 april 2017 zijn verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse gegaan op het adres [adres 2] te Zaandam. Op dit adres stond onder meer de broer van de verdachte, [medeverdachte], ingeschreven (doorgenummerde pagina 14). In één ruimte van de woning werden vijf honden gehouden. Deze ruimte was afgesloten door middel van een deur voorzien van een raam. In deze ruimte stonden twee gesloten hondenbenches. In één hondenbench zaten drie pups en in de andere hondenbench één volwassen hond. Een vijfde, volwassen, hond liep los in deze ruimte.
Feit 1 (niet geïdentificeerde en geregistreerde honden)
De reu (
het hof begrijpt: de hond die los rondliep) bleek gechipt, maar het nummer stond niet geregistreerd. De verbalisanten hebben de pups uit de bench gehaald en bekeken. De pups waren bruin, lichtgrijs en beige van kleur. Alleen de lichtgrijze pup was voorzien van een chip. De verbalisanten hebben de teef uit de bench gehaald en bij controle bleek deze hond geen chip te hebben (proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1], [verbalisant 3] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 14-16). De teef heeft op de dag van inbeslagname de (geschatte) leeftijd van 1,5 jaar (doorgenummerde pagina 54) en de twee pups hebben op dat moment de (geschatte) leeftijd van 12 en 8 weken (doorgenummerde pagina’s 56 en 58). De verdachte heeft verklaard dat hij twee huisdieren heeft, dat zijn broer de verantwoordelijkheid draagt voor de verzorging van de honden die worden gehouden op [adres 2] te Zaandam en dat hij zijn broer ondersteunt. Op 29 juni 2017 hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op voornoemd adres een persoon aangetroffen die zij ambtshalve kennen als de verdachte.
Op grond van het voorgaande overweegt het hof ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dat 2 pups en 1 teef die in de woning van de broer van de verdachte werden gehouden niet waren geïdentificeerd en geregistreerd (middels een chip), terwijl zij alle drie ouder waren dan 7 weken. Het verweer van de raadsman dat deze geschatte leeftijden niet kloppen, is niet (nader) (met stukken) onderbouwd, zodat het hof hieraan voorbij gaat. Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman om in dat geval de dierenarts als getuige te horen omtrent de leeftijd van de dieren, wordt afgewezen, omdat de noodzaak hiertoe niet is gebleken. Met de raadsman is het hof evenwel van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte de eigenaar/houder was van de teef, zodat de verdachte wat betreft het ontbreken van een chip bij
dezehond (partieel) zal worden vrijgesproken.
Voor het overige is het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (gezondheid en welzijn benadelen van / nodige verzorging onthouden aan honden)
Op 13 april 2017 zagen verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 3] en [verbalisant 2] in de woning aan de [adres 2] te Zaandam dat in de bench van de volwassen hond geen water of voer aanwezig was en dat in de bench van de pups een lege water- of voerbak stond. Verder was er ook geen voer of water aanwezig in de bench. Zij zagen dat in deze bench bodembedekking aanwezig was in de vorm van zaagsel en dat op meerdere plekken het zaagsel doordrenkt was van, vermoedelijk, urine. Ook lag op verschillende plekken ontlasting en hing er een zeer penetrante lucht. Bij het optillen van de pups voelden zij dat de poten en buik vochtig waren, vermoedelijk van de urine. In de bench van de pups zag verbalisant [verbalisant 3] meerdere ontlasting liggen (proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2017, doorgenummerde pagina 15). Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de drie pups langdurig in benches werden gehouden.
Op 29 juni 2017 zagen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in de woning aan de [adres 2] te Zaandam dat onder andere één jonge hond in een bench zat waarin de bodem bedekt was met zaagsel. De hond had niet de beschikking over water (proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 96).
De aangetroffen dieren zijn door de dierenarts bekeken en daarbij is het volgende geconstateerd. De dierenarts heeft verklaard dat de reu aan zijn beide ogen last heeft van entropion, hetgeen irritatie veroorzaakt, en dat hij hierdoor natte ogen en traanplekken heeft. Volgens de dierenarts had de hond aan beide ogen geopereerd moeten zijn (op die wijze had de verdachte deze conditie/toestand van de hond kunnen voorkomen) en had de reu te lange nagels (dierenartsverklaring van 14 april 2017, doorgenummerde pagina 52). Verder ontving verbalisant [verbalisant 5] van de opslaghouder, onder wie onder andere de drie pups in beslag waren genomen, de informatie dat de honden op 13 april (
het hof begrijpt: 2017) binnenkwamen en dat deze de volgende dag alle zijn ontwormd. De ontlasting van de pups zat 3 dagen na ontworming vol met wormen. Het waren erg veel wormen en het feit dat er 3 dagen achter elkaar nog wormen in de ontlasting zaten, is, aldus de opslaghouder, erg lang en geeft de mate van besmetting aan (proces-verbaal van bevindingen van 28 juni 2017, doorgenummerde pagina 62).
De verweren van de raadsman vinden hun weerlegging in voornoemde bewijsmiddelen. Wat betreft het standpunt van de verdachte dat hij de zorg voor de honden aan zijn broer heeft overgelaten, overweegt het hof dat hij als houder van deze dieren te allen tijde verantwoordelijk blijft voor de gezondheid en het welzijn van deze dieren. In artikel 2.2, achtste lid, van de Wet Dieren wordt benadrukt dat het houden van dieren niet vrijblijvend is en dat wie dieren houdt de verantwoordelijkheid daarvoor draagt. Op grond van deze bepaling kan ook worden opgetreden tegen het zonder verzorging achterlaten van huisdieren (ECLI:NLPHR:2017:439).
Het hof heeft hiervoor reeds overwogen dat de verdachte geen eigenaar/houder was van de teef, zodat de omstandigheden waaronder deze hond is aangetroffen hierboven niet zijn besproken en de verdachte, voor zover het
dezehond betreft ook voor dit feit (partieel) zal worden vrijgesproken.
Voor het overige kan het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 april 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk dieren die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren, waren geïdentificeerd en geregistreerd heeft gehouden, immers hebben hij en zijn mededader honden, ouder dan 7 weken gehouden in de woning aan de [adres 2] terwijl deze honden niet waren geïdentificeerd;
3.
hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 29 juni 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander
A.
telkens zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was de gezondheid en het welzijn van die dieren heeft benadeeld, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader:
- een reu (met chipnummer [chipnummer 1]), die last had van entropion aan beide ogen, niet tijdig laten opereren en waren de nagels van dat dier niet tijdig geknipt en
- 3 pups niet (voldoende) ontwormd en
- honden langdurig gehouden in benches,
en
B.
in de periode voorafgaand aan 29 juni 2017 als houder van honden (telkens) aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden,
immers
- was aan een reu (met chipnummer [chipnummer 1]), die leed aan entropion aan beide ogen medische verzorging onthouden en
- waren 3 pups niet (voldoende) ontwormd en
- werden honden langdurig gehouden in benches.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld in artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld in artikel 2.1, lid 1 Wet dieren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en feit 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3A en 3B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
De raadsman heeft betoogd, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, de opgelegde geldboete te matigen gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet voorzien van twee pups van een chip waardoor zij niet konden worden geïdentificeerd en geregistreerd. Tevens heeft hij de gezondheid en het welzijn van een reu en drie pups benadeeld en hen de nodige zorg onthouden door (een of meer van) hen – kortgezegd – niet te behandelen voor entropion, nagels niet tijdig te knippen, hen onvoldoende te ontwormen en hen langdurig in benches te houden. Huisdieren zijn voor hun gezondheid en welzijn – zeker als zij zich in een afgesloten ruimte bevinden – afhankelijk van hun houder. De verdachte is te lichtzinnig met deze verantwoordelijkheid omgesprongen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren en de artikelen 2.1, 2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2020.
=========================================================================
[…]