Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[X],
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
voor elke dag die hij nog in het gehuurde na datum van opzegging zal verblijven.Het hof acht dat laatste bepalend voor de omvang van de verschuldigde boete.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen een appellant, eigenaar van een woning, en een geïntimeerde, die de woning huurde voor zijn personeel. De appellant heeft in hoger beroep een vordering ingesteld voor achterstallige huur, contractuele boetes en schadevergoeding wegens ondeugdelijke oplevering. De huurovereenkomst was beëindigd per 30 juni 2019, maar de geïntimeerde heeft de woning pas op 6 juli 2019 ontruimd, wat leidde tot een boete van € 1.500,-. De kantonrechter had de vordering in eerste aanleg afgewezen vanwege een gebrek aan specificatie. In hoger beroep heeft de appellant zijn vordering gespecificeerd, maar de rechtbank heeft de vordering voor de huur over juli en augustus 2019 afgewezen, omdat de huurovereenkomst per eind juni 2019 was beëindigd. De appellant heeft ook schadevergoeding gevorderd voor kosten van schoonmaak en herstel, die als onweersproken zijn toegewezen tot een bedrag van € 1.100,-. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de appellant toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.600,-, bestaande uit de boete en schadevergoeding, en de geïntimeerde is veroordeeld in de proceskosten.