In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 juli 2018, waarin hij was veroordeeld voor het aanbieden van taxidiensten op een verboden locatie te Schiphol. Tijdens de procedure heeft de verdachte op 11 november 2020 een akte tot intrekking van het hoger beroep ingediend. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze intrekking niet meer mogelijk was, omdat de behandeling van de zaak al op 4 februari 2019 was begonnen. Het hof heeft besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, maar heeft de behandeling voortgezet om een onterechte uitspraak te herstellen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 april 2017 taxidiensten heeft aangeboden op het Jan Dellaertplein, een locatie waar dit verboden was volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Haarlemmermeer. De advocaat-generaal had gesteld dat de burgemeester bevoegd was om dergelijke gebieden aan te wijzen, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet in strijd had gehandeld met een verbodsnorm uit de APV. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen, omdat het bewezenverklaarde niet strafbaar was op basis van de geldende wetgeving. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke strafbepaling en de rol van de burgemeester in het aanwijzen van verboden gebieden voor taxidiensten.