ECLI:NL:GHAMS:2020:3183

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
200.263.902/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van onderzoek en onmiddellijke voorziening in verband met minnelijke regeling tussen partijen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A], die verzocht om beëindiging van een eerder bevolen onderzoek en een getroffen onmiddellijke voorziening. Dit verzoek volgde op een minnelijke regeling die tussen partijen was bereikt. De Ondernemingskamer had eerder, op 30 september 2019, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de verweerders [B] en [C] over de periode vanaf 25 maart 2016. Tevens was mr. drs. F.P.G. Dix benoemd tot bestuurder van [B] met beslissende stem. De Ondernemingskamer had de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aangehouden om te bezien of een oplossing van het geschil kon worden bereikt door de getroffen onmiddellijke voorziening.

Op 25 september 2020 heeft mr. N.P.F.E. van der Peet namens [A] aan de Ondernemingskamer laten weten dat er een minnelijke regeling tot stand was gekomen en dat alle betrokken partijen de procedure wilden beëindigen. Dit werd bevestigd door mr. J.G.M. Stassen namens [D] en door mr. Dix. De Ondernemingskamer heeft vervolgens, gezien het ontbreken van bezwaren tegen het verzoek tot beëindiging van het onderzoek en de onmiddellijke voorziening, besloten het verzoek in te willigen. De beschikking van 30 september 2019, waarin het onderzoek en de onmiddellijke voorziening waren bevolen, werd met ingang van de datum van deze beschikking beëindigd. De Ondernemingskamer verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.263.902/01
beschikking van de Ondernemingskamer van 6 oktober 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. N.P.F.E. van der Peeten
mr. S.S. Vijn, kantoorhoudende te Maastricht,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTERS,
thans zonder advocaat; voorheen bijgestaan door mr. M.A. Vles, kantoorhoudende te Weert,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. J.G.M. Stassen,kantoorhoudende te Enschede.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster met [A] ;
  • verweersters met [B] respectievelijk [C] ;
  • belanghebbende met [D] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikking in deze zaak van 30 september 2019.
1.3 Bij die beschikking heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [B] en [C] over de periode vanaf 25 maart 2016 alsmede, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, mr. drs. F.P.G. Dix te Best (hierna: Dix) benoemd tot bestuurder van [B] met beslissende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is [B] te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder [B] niet vertegenwoordigd kan worden. De Ondernemingskamer heeft de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aanhouden opdat kan worden bezien of reeds door de te treffen onmiddellijke voorziening een oplossing van het geschil kan worden bereikt.
1.4 Bij bericht van 25 september 2020 heeft mr. Van der Peet de Ondernemingskamer namens [A] laten weten dat tussen partijen een minnelijke regeling tot stand is gekomen en dat alle betrokken de procedure wensen te beëindigen.
1.5 Bij e-mail aan de Ondernemingskamer van 30 september 2020 heeft mr. Stassen namens [D] ingestemd met het verzoek van mr. Van der Peet om de procedure te beëindigen.
1.6 Dix heeft telefonisch aan de Ondernemingskamer bevestigd dat een minnelijke regeling tot stand is gekomen en dat de procedure daarom kan worden beëindigd.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Nu partijen een minnelijke regeling hebben getroffen en er geen bezwaren zijn ontvangen tegen het verzoek tot beëindiging van het bevolen onderzoek en opheffing van de getroffen onmiddellijke voorziening en de Ondernemingskamer voorts niet is gebleken van enig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet, zal de Ondernemingskamer het verzoek inwilligen aldus dat zij het bij de beschikking van 30 september 2019 bevolen onderzoek en de bij die beschikking getroffen onmiddellijke voorziening zal beëindigen, één en ander met ingang van heden.

3.Beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 30 september 2019 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [B] en [C] , beide gevestigd te Haelen;
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 30 september 2019 getroffen onmiddellijke voorziening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. C.C. Meijer, raadsheren, en drs. C. Smits-Nusteling RC en prof. dr. mr. S. ten Have, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020.