ECLI:NL:GHAMS:2020:3175

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
23-004573-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkeersongeval en rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 25 januari 2018, waarbij hij de plaats van het ongeval had verlaten. De tenlastelegging omvatte drie punten: het verlaten van de plaats van het ongeval, het rijden zonder geldig rijbewijs, en het niet meewerken aan een bloedonderzoek na verdenking van rijden onder invloed van drugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, ondanks de verdediging van de raadsman die pleitte voor vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en een werkstraf van 40 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden opgelegd. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004573-18
datum uitspraak: 10 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-123886-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nieuwer Ter Aa, gemeente Stichtse Vecht, althans Abcoude, gemeente Ronde Venen, althans Amsterdam op/aan de A2 en/of de Muntbergweg, op of omstreeks 25 januari 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde]) schade was toegebracht;
2.
hij, op of omstreeks 25 januari 2018 te Nieuwer Ter Aa, gemeente Stichtse Vecht, althans Abcoude, gemeente Ronde Venen, althans Amsterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de A2, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij, op of omstreeks 25 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1. ten laste gelegde bepleit, omdat de verdachte met de aangever op het parkeerterrein van [restaurant] is gestopt en daar heeft afgesproken binnen de schade te regelen. Van een strafbare overtreding van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is dus geen sprake, aldus de raadsman.
De ratio van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet is, dat degene die een ongeval heeft veroorzaakt de gelaedeerde behoorlijk de gelegenheid biedt tot vaststelling van de identiteit van de bestuurder, met het oog op een eventuele aansprakelijkstelling. Daarvan is het niet gekomen, omdat de verdachte voor de inmiddels gearriveerde politie op de vlucht is geslagen. Dientengevolge heeft de verdachte zich toen schuldig gemaakt aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet. Het onder 1. ten laste gelegde is daarmee bewezen zoals hieronder vermeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat de verdachte:
1.
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nederland, op 25 januari 2018 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [benadeelde]) schade was toegebracht;
2.
op 25 januari 2018 in Nederland, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor meer categorieën van motorrijtuigen. te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor liet besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorieën was afgegeven, op de weg, de A2, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto) van die categorieën heeft bestuurd;
3.
op 25 januari 2018 te Amsterdam als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder h van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
De in deze bewezenverklaring gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren en ten aanzien van het derde feit een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is met zijn auto op de snelweg tegen een andere auto aangereden waardoor die andere auto is gaan tollen en schade heeft opgelopen. Dat er geen letsel is ontstaan is een gelukkige omstandigheid ondanks het rijgedrag van de verdachte. De verdachte is na de aanrijding gestopt op een parkeerplaats, echter voordat zijn identiteit en de identiteit van zijn auto behoorlijk kon worden vastgesteld, is de verdachte weggerend. Bij zijn aanhouding constateerde de politie dat verdachte hyper was, vergrote pupillen en wijd opengesperde ogen had. De bij hem afgenomen speekseltest gaf een indicatie voor drugsgebruik.
Voorts was zijn rijbewijs op die datum ongeldig verklaard. Door zo te handelen heeft de verdachte de regels, die gelden in het verkeer en de verkeersveiligheid dienen, genegeerd.
Daarnaast heeft de verdachte geweigerd een bevel tot medewerking aan een bloedonderzoek op te volgen. De verplichting gevolg te geven aan een dergelijk bevel dient ter bevordering van de verkeersveiligheid, die in gevaar wordt gebracht als onder invloed van verdovende middelen aan het verkeer wordt deelgenomen. Het bloedonderzoek strekt ertoe te kunnen vaststellen of en, zo ja, in welke mate door een bestuurder onder invloed van verdovende middelen is gereden en de uitslag daarvan is mede van belang voor de bepaling van de (eventueel) op te leggen straf. Door niet mee te werken aan dit onderzoek kan de verdenking niet nader worden geconcretiseerd, waarmee hij de handhaving van verkeersregels heeft gefrustreerd.
Dit alles getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als verkeersdeelnemer en dit rekent het hof de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juni 2020 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en ten aanzien van het derde feit een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 9, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juli 2020.
mrs. Römer en Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.