ECLI:NL:GHAMS:2020:3141

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
23-004583-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis inzake de invoer van cocaïne met een gewicht van meer dan 2 kilo

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1985 en thans gedetineerd in de P.I. Zwolle, was eerder veroordeeld voor de invoer van 6,675 kilo cocaïne. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank behandeld, waarbij de verdachte aanvankelijk alle betrokkenheid bij de invoer ontkende. Echter, in hoger beroep heeft hij verklaard dat hij akkoord ging om 2 kilo cocaïne mee te smokkelen naar Nederland voor een beloning van € 5.000,00. De verdachte had de koffer, waarin de cocaïne was verstopt, niet gecontroleerd voordat hij deze incheckte op de luchthaven. Het hof heeft vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de koffer meer dan de afgesproken 2 kilo cocaïne bevatte, en dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard door de koffer niet te controleren. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen en het vonnis van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding te zien om af te wijken van de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004583-19
Datum uitspraak: 17 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-196358-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres], thans gedetineerd in de P.I. Zwolle, te Zwolle.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- de door de rechtbank opgesomde bewijsmiddelen aanvult met de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte;
- het in hoger beroep door de verdediging gevoerde verweer zal bespreken met betrekking tot het (voorwaardelijk) opzet op de invoer van meer dan 2 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
- de strafmotivering aanvult.

Aanvulling van de bewijsmiddelen

Het hof vult de door de rechtbank opgesomde bewijsmiddelen aan met het volgende bewijsmiddel:
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2020, voor zover inhoudende:
Op uw vragen of ik wel in de koffer had willen kijken als er een sleutel was en dat de gedachte bij mij is opgekomen dat er meer dan 2 kilogram cocaïne in de koffer zou zitten, antwoord ik dat dat klopt. Het klopt dat het kennelijk niet de bedoeling was dat ik in de koffer zou kijken. De man die mij de koffer heeft gegeven kende ik niet en ik heb hem nooit echt vertrouwd.

Bespreking gevoerd verweer

De raadsman heeft bepleit dat het opzet van de verdachte zich heeft beperkt tot de invoer van maximaal 2 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en dat hij geen (voorwaardelijk) opzet had op de invoer van alles dat meer dan dat is ten laste gelegd.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Na bij de politie en in eerste aanleg alle betrokkenheid bij de tenlastegelegde invoer van cocaïne te hebben ontkend, heeft de verdachte in hoger beroep bekend in Suriname akkoord te zijn gegaan om 2 kilo cocaïne mee te smokkelen naar Nederland. Hij zou € 5.000,00 krijgen voor die invoer. De verdachte had het niet breed en kon dit geld goed gebruiken. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze opdrachtgever (een zekere ‘[naam]’) niet goed kende en nooit echt heeft vertrouwd. Een dag voordat hij naar Nederland vertrok, op 13 augustus 2019, moest hij zijn koffer afgeven aan deze opdrachtgever. Toen hij de volgende ochtend in de rij stond om in te checken, op circa zeven meter van de incheckbalie, kreeg hij de met een slot afgesloten koffer terug. Hij kreeg daarbij niet de sleutel van het slot. De verdachte heeft de inhoud van de koffer niet meer gecontroleerd alvorens hij de koffer heeft ingecheckt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte met zoveel woorden verklaard dat hij, als hij voor zijn vertrek wel over een sleutel zou hebben beschikt, hij in de koffer had willen kijken en dat de gedachte bij hem is opgekomen dat er wellicht meer dan twee kilo cocaïne in de koffer zou kunnen zitten en dat het kennelijk niet de bedoeling was dat hij in de koffer zou kijken. Op 14 augustus 2019 heeft de verdachte via Whatsapp ‘[naam]’ nog bedankt voor het slot, “maar niet voor de sleutel”.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de koffer van de verdachte wel eens meer dan de afgesproken 2 kilo cocaïne zou kunnen bevatten en dat de verdachte deze aanmerkelijke kans, door onder voornoemde omstandigheden de inhoud van zijn koffer niet te controleren en deze niettemin in te checken voor de vlucht naar Nederland, ook bewust heeft aanvaard. Het hof oordeelt derhalve dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de invoer van de gehele tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.

Aanvulling strafmotivering

In hetgeen door de verdachte en diens raadsman in het kader van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding, evenmin als de advocaat-generaal, om af te wijken van de gevangenisstraf die door de rechtbank is opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 november 2020.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]