ECLI:NL:GHAMS:2020:3136

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
23-001948-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van vernieling van voorruit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van de voorruit van een auto, toebehorende aan de heer [benadeelde]. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 21 september 2017 te Sint Maartensvlotbrug, waarbij de verdachte en een getuige betrokken waren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 november 2020 werd een video getoond waarin de verdachte, terwijl zij de auto bestuurde, uitspraken deed die duidden op opzet om schade aan te richten. Na de aanrijding met de Audi van de heer [benadeelde] was de voorruit van deze auto vernield.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de vernieling had gepleegd. De getuige verklaarde onder ede dat zij zelf de ruit had vernield, terwijl de verdachte stelde dat de ruit al beschadigd was voordat zij deze raakte. Het hof oordeelde dat de gang van zaken niet met zekerheid kon worden vastgesteld en dat de mogelijkheid bestond dat de vernieling door een ander was aangebracht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de heer [benadeelde], niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001948-19
datum uitspraak: 18 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-214236-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 4 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van
het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 21 september 2017 te Sint Maartensvlotbrug, gemeente Schagen opzettelijk en wederrechtelijk een voorportierruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Het hof leest in de tenlastelegging, zoals op de terechtzitting besproken en met instemming van de advocaat-generaal en de raadsman, ‘voorportierruit’ als ‘voorruit’.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 450,00, bij niet voldoening te vervangen door negen dagen vervangende hechtenis.

Vrijspraak

Het hof stelt vast dat zich op 21 september 2017 een ernstig incident heeft voorgedaan, waarbij drie personen waren betrokken: de verdachte, mevrouw [getuige] en de heer [benadeelde]. De verdachte en mevrouw [getuige] bevonden zich in een Hyundai. Uit een door mevrouw [getuige] tijdens het rijden in de Hyundai opgenomen video blijkt dat de verdachte, die deze auto bestuurde, (onder andere) riep: ‘ik ram hem op zijn snuit’ en ‘ik ram hem straks zijn kar uit’. De verbalisant, die deze video bekeek, beschreef dat nadat de verdachte dit had geroepen, het geluid van een aanrijding was te horen. De verdachte reed tegen de Audi van de heer [benadeelde] aan, met aanzienlijke schade aan beide auto’s tot gevolg. De verdachte en mevrouw [getuige] zijn na de aanrijding (en het klemzetten van de Audi door mevrouw [getuige]) beiden naar de Audi gerend, de verdachte met een stoeltje in haar hand. De voorruit van de Audi is vernield.
De verbalisant, die met de heer [benadeelde] sprak, hoorde hem zeggen dat hij heel erg geschrokken was van de aanrijding en zag dat hij met trillende handen zat.
Er is voor gekozen om van dit incident alleen de vernieling van de voorruit aan de verdachte ten laste te leggen. Op de terechtzitting in hoger beroep is mevrouw [getuige] als getuige gehoord over de vernieling van de voorruit en zij heeft onder ede verklaard dat niet de verdachte, maar zijzelf de ruit heeft vernield. De verdachte heeft – zoals eerder ook bij de politie en ook in eerste aanleg – verklaard dat zij weliswaar (twee keer) met haar elleboog op het voorruit heeft geslagen, maar dat de voorruit al kapot was op het moment dat zij dit deed: ‘er zat een barst in de ruit en daar gaf ik een klap op’.
Niet is tenlastegelegd dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de ruit heeft vernield. Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte degene is geweest die de voorruit heeft vernield, nu de precieze gang van zaken niet kan worden vastgesteld en de inhoud van het dossier de mogelijkheid openlaat dat de vernieling door een ander is aangebracht.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 9 november 2017 onder CJIB nummer 4132542003098489.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2020.
=========================================================================
[…]