Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- primair: zal verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet op 13 mei 2019 rechtsgeldig is gegeven, en [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling respectievelijk betaling aan Vistra NL van (i) € 37.198,80 bruto ter zake van de door Vistra NL aan [geïntimeerde] betaalde transitievergoeding, (ii) € 23.884,00 bruto ter zake van de door Vistra NL aan [geïntimeerde] betaalde gefixeerde schadevergoeding, (iii) € 600.000,00 bruto ter zake van de door Vistra NL aan [geïntimeerde] betaalde billijke vergoeding, (iv) € 30.000,00 ter zake van de door [geïntimeerde] aan Vistra NL verschuldigde gefixeerde schadevergoeding, en (v) wettelijke rente over genoemde bedragen. Vistra NL heeft voorts verzocht [geïntimeerde] te veroordelen zich tot 13 mei 2021 te houden aan het tussen Vistra NL en [geïntimeerde] overeengekomen relatiebeding met boetebeding;
- subsidiair: voor het geval het hof van oordeel is dat geen sprake is van een dringende reden, [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan Vistra NL van
- meer subsidiair: die maatregelen zal treffen die het hof geraden acht;
- primair: het verzoek de bestreden beschikking te bekrachtigen;
- subsidiair: voor het geval het hof de billijke vergoeding verlaagt met € 47.398,46 (incl. BTW) aan juridische kosten van [geïntimeerde] , Vistra NL te veroordelen tot betaling van dit bedrag op grond van strijd met artikel 7:611 BW; en
- meer subsidiair: voor het geval het hof oordeelt dat het ontslag op staande voet van 13 mei 2019 rechtsgeldig is gegeven: te oordelen dat (i) geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid van [geïntimeerde] , (ii) het door [geïntimeerde] aan Vistra NL verschuldigde bedrag aan gefixeerde schadevergoeding wordt gematigd tot nihil, (iii) Vistra NL ernstig verwijtbaar heeft gehandeld zodat aan [geïntimeerde] een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 3 BW toekomt van € 600.000,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en het verzoek tot volledige terugbetaling van de billijke vergoeding wordt afgewezen, (iv) het relatiebeding met boetebeding primair terzijde wordt gesteld, subsidiair wordt beperkt in duur tot 1 december 2019, en meer subsidiair dat eventueel verbeurde boetes worden gematigd tot nihil.
2.Feiten
Country Managing Director Nederland(hierna: CMD Nederland). [geïntimeerde] is 53 jaar oud.
Managing Director Corporate and Private Clients(hierna: CPC).
Management Equity Plan(hierna: MEP). Hierbij verkreeg hij op basis van een door hem gedane investering certificaten in de Vistra Group.
Acceptable Use Standardvan Vistra NL luidt (voor zover hier relevant) als volgt: “
1.6.1.1 Non-compliance with this policy may result in disciplinary and/or criminal proceedings against the user (...) 2.2.1.8 Users must not: (...) send work related email to personal email addresses, unless this is part of business requirement (…).”
policiesvan Vistra NL, waaronder de
Acceptable Use Standard, kennis heeft genomen en dat hij zich verplicht zich daaraan te houden. Het geheimhoudingsbeding in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst luidt - voor zover hier relevant - als volgt:
“(..) a. Het is de Werknemer verboden (…) aan derden, direct of indirect, (...) enige mededeling te doen dan wel informatie te verschaffen omtrent (a) de zaken en belangen van (...) Vistra en aan Vistra gelieerde ondernemingen en omtrent (b) (...) hun relaties (...). De geheimhoudingsplicht (...) betekent in ieder geval dat de meest strikte geheimhouding zal worden betracht ten aanzien van gegevens van cliënten (...).
Head of Europeen bestuurder van Vistra Holdings, een van de direct leidinggevenden van [geïntimeerde] .
sabbatical leavevan enkele maanden opgenomen om zijn thuissituatie op orde te krijgen. In een brief van 19 september 2018 heeft [Z] [geïntimeerde] - voor zover hier van belang – als volgt bericht: “
(...) In this letter we would like to confirm a couple of points that we have discussed in several meetings over the last few months.
“(...) hoop dat alles goed gaat. Hier alles onder controle. (...) Zou graag binnenkort even afspreken om de timing, de communicatie en de aanpak van mijn terugkeer in januari te bespreken (...)”.
Head of CPCaangeboden (hierna: het aanbod). Het gesprek vond plaats vlak voordat [geïntimeerde] de kerstvakantie in het buitenland ging doorbrengen.
director HR Europebinnen de Vistra Groep. In dit gesprek zijn het aanbod en de voorwaarden daarvan nader besproken. Het aanbod bevatte onder andere een bruto maandsalaris (exclusief emolumenten) dat 12,5% lager lag dan het salaris van [geïntimeerde] als CMD. Per e-mailbericht van 16 januari 2019 heeft [C] (hierna: [C] ), HR manager bij Vistra NL, het aanbod schriftelijk aan [geïntimeerde] verzonden, met als deadline voor acceptatie 18 januari 2019. [geïntimeerde] heeft in reactie hierop diezelfde dag bericht:
“Gezien de enorme impact van jullie voorstel heb ik meer tijd nodig om hier goed over na te kunnen denken waarbij mijn insteek nog steeds positief is”. Bij e-mail van 24 januari 2019 heeft [geïntimeerde] inhoudelijk gereageerd op het aanbod. Hij heeft zijn onvrede geuit over het besluit om zijn functie vervallen te verklaren en zijn vraagtekens gezet bij de nieuwe structuur. Verder heeft hij bericht het aanbod serieus in overweging te nemen als het op een aantal punten wordt aangepast, waaronder het salaris en de werkduur.
(..) Hierbij wil ik jou (…) informeren over de volgende beslissingen die genomen zijn door Vistra Nederland. (…)
“(...) stel ik vast dat we het erover eens zijn dat de financiële performance van Vistra Nederland aanzienlijk is achtergebleven in 2018 voorafgaande aan jouw betaald verlof. In juni stelden wij samen vast dat die achterstanden die toen bekend waren zodanig ernstig waren dat er een recovery plan noodzakelijk was, hetgeen in augustus is opgesteld. Vervolgens ben jij in september met betaald verlof gegaan. Ik laat de discussie over welke achterstanden wel en niet bekend waren bij ons even achterwege, maar duidelijk is dat jij verantwoordelijk was hiervoor als Country Managing Director, welke redenen voor deze slechte performance en het gebrek aan operationeel management aan jouw zijde dan ook kan worden aangevoerd. Wij hebben bij de maandelijkse reviews herhaaldelijk besproken dat er, inclusief aan jouw zijde, te weinig kennis en betrokkenheid bestond in het NL team over de capaciteitsproblemen/ aanwezigheid bij personeel (tot uiting gekomen in het inhuren van interim personeel terwijl er helemaal geen beeld was bij beschikbare capaciteit bestaande medewerkers) alsmede kennis van cliënt mutaties (informatie qua nieuwe- en vertrekkende klanten en onderliggende redenen). Inzicht in wat er bij de teams speelde ontbrak bij jou en dit heeft zich geuit in iedere maand weer verrast worden door de performance en reactief handelen in plaats van de problemen proactief te lijf te gaan; dit is iedere maand weer een discussie geweest gedurende onze financial review calls. (...) Tot slot: anders dan jij eerst stelde hebben we jou gene garantie verstrekt om terug te keren in jouw functie van country Managing Director (...).”
PIP-calculations, inhoudende vertrouwelijke persoonsgegevens van alle medewerkers van Vistra NL. Die avond heeft [geïntimeerde] vanaf zijn privé e-mailadres verschillende e-mails met bestanden naar het e-mailadres van zijn (toenmalige) advocaat doorgestuurd.
Norton Rose Fulbright Hong Kongnamens de Vistra Groep aan [geïntimeerde] bericht dat [geïntimeerde] door te dreigen met indiening van het enquêteverzoek ten aanzien van de Vistra Groep zijn verplichtingen met betrekking tot (documentatie van) het MEP schendt. Dientengevolge zal de Vistra Groep hem aanmerken als ‘
very bad leaver’ onder het MEP, tenzij hij (onder meer) afziet van indiening van het enquêteverzoek.
policiesvan Vistra NL. Vistra NL neemt dit, aldus de e-mail, zeer hoog op aangezien deze handelwijze reeds op zichzelf een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, maar in ieder geval daarnaast ook, met de redenen die zijn opgesomd in de correspondentie die in de voorafgaande weken is gevoerd en de agenda van de ava van 13 mei 2019, de laatste druppel vormt die de emmer doet overlopen.
managing directorin dienst getreden van trustkantoor TMF op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tegen een bruto jaarsalaris van € 250.000,00.
CEOvan TMF Group, [F] (hierna: [F] ). In een e-mail van 11 december 2019 aan [geïntimeerde] heeft [F] laten weten dat [E] tijdens dit telefoongesprek zijn verbazing heeft geuit over het feit dat [geïntimeerde] bij TMF werkzaam was, in het licht van de interpretatie van Vistra NL van het concurrentiebeding van [geïntimeerde] . [E] heeft [F] gevraagd of hij op de hoogte was van de omstandigheden waaronder [geïntimeerde] Vistra NL had verlaten, en hem laten weten dat Vistra bezorgd was over het gebruik van [geïntimeerde] van data van cliënten van Vistra NL.
3.Beoordeling
€ 4.708.552,02 bruto. Verder heeft [geïntimeerde] verzocht Vistra NL te veroordelen tot, kort gezegd, rectificatie, tot afgifte van bepaalde bescheiden, het uitvoeren en verstrekken van een eindafrekening en netto/bruto- en salarisspecificaties, alles op straffe van de verbeurte van een dwangsom, en te besluiten tot verval, althans matiging van de werking van het concurrentie- en relatiebeding en het boetebeding, alle veroordelingen te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van Vistra NL in de proceskosten. Vistra NL heeft verweer gevoerd en verzocht de verzoeken af te wijzen onder veroordeling tot terugbetaling door [geïntimeerde] aan Vistra NL van het door Vistra NL betaalde voorschot van € 75.000,00, met – deels volledige – veroordeling van de door Vistra NL gemaakte (proces)kosten.
Grief II in principaal hoger beroepkeert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake was van een dringende reden. Vistra NL heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzending van e-mailberichten naar privé een dringende reden oplevert voor het ontslag op staande voet. Ter toelichting heeft Vistra NL aangevoerd dat [geïntimeerde] door de verzending van bestanden met gevoelige bedrijfs-, personeels- en klantgegevens naar zijn privé e-mailaccount in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen uit zijn arbeidsovereenkomst en met interne beleidsregels. Vistra NL heeft gesteld dat er bovendien geen aanleiding bestond voor de verzending van e-mailberichten naar privé, omdat [geïntimeerde] toegang had tot zijn zakelijke account en hij Vistra NL ook om de betreffende informatie had kunnen vragen. Vistra NL heeft benadrukt dat [geïntimeerde] als bestuurder een voorbeeldfunctie heeft, dat hij de betreffende
policieszelf heeft geïmplementeerd binnen Vistra NL en dat Vistra NL een duidelijk belang heeft bij naleving van deze
policies.
(“(…) we hereby confirm that you will return to your employment in the position of Country Manager Director during January 2019 (…)”). In weerwil van genoemde terugkeergarantie heeft Vistra NL [geïntimeerde] tijdens het gesprek van 21 december 2018, vlak voordat [geïntimeerde] met vakantie ging, overvallen althans geconfronteerd met de mededeling dat zijn functie per 1 januari 2019, dus ongeveer een week na het gesprek, zou komen te vervallen en hem ter plekke een nieuwe functie aangeboden, waarvan de precieze voorwaarden nog onduidelijk waren. Het hof volgt het betoog van Vistra NL, dat de terugkeergarantie niet letterlijk kan worden genomen en dat het besluit dat de functie van CMD kwam te vervallen geen verrassing was voor [geïntimeerde] , niet. [geïntimeerde] betwist dat hij verwachtte te worden ontslagen, en uit zijn e-mail van 24 november 2018 (zie onder r.o. 2.11) blijkt dat hij juist wilde spreken over timing, communicatie en aanpak van zijn terugkeer in januari 2019. Verder geldt dat, zelfs al zou een nieuwe regiostructuur aan de orde zijn geweest tijdens een conferentie in Madrid in april 2018 waarbij [geïntimeerde] aanwezig was, zoals Vistra NL heeft aangevoerd, dit nog niet betekent dat [geïntimeerde] er ook van op de hoogte was dat die nieuwe structuur het verval van zijn functie zou betekenen.
performance, gebrek aan operationeel management en onvoldoende kennis en betrokkenheid verweten. Vistra NL heeft in deze e-mail het bestaan van een terugkeergarantie ontkend. In dezelfde mail heeft Vistra (proces)voorstellen gedaan over de mediation (die toen nog moest beginnen).
grief III in principaal hoger beroepnaar voren gebracht dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is omdat [geïntimeerde] een ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van het eindigen van de arbeidsovereenkomst (in de zin van artikel 7:673 lid 7 onder c BW). Verder heeft Vistra NL aangevoerd dat zij de arbeidsovereenkomst niet onregelmatig heeft opgezegd en dat zij dus geen gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is aan [geïntimeerde] . Vistra NL heeft gesteld dat [geïntimeerde] (juist) aan haar een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is omdat [geïntimeerde] Vistra NL door opzet of schuld een dringende reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft gegeven (artikel 7:677 lid 2 BW).
grief III in principaal hoger beroepheeft Vistra NL aangevoerd dat zij ten onrechte is veroordeeld tot rectificatie aan DNB en de AFM. Zij heeft gesteld dat de verzending van e-mailberichten naar privé een incident opleverde in de zin van de Wet Toezicht Trustkantoren 2018 en een datalek in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en dat zij verplicht was tot het doen van meldingen aan DNB en de AFM.
tot rectificatie zoals onder 5.4 en 5.6 is besproken en verwoord, waarbij de rectificatie onder punt 5.6 wordt uitgebreid met de AFM.” Met “
onder 5.4 en 5.6” heeft de rechtbank klaarblijkelijk verwezen naar nr. 5.4 en 5.6 van het verzoekschrift van [geïntimeerde] in eerste aanleg, waar de door [geïntimeerde] verzochte rectificatie aan collega’s, klanten en relaties (onder 5.4) respectievelijk DNB (onder 5.6) wordt toegelicht. Uit nr. 5.6 van het verzoekschrift volgt dat de verzochte rectificatie er in de kern op neer komt dat DNB op de hoogte wordt gesteld van het feit dat er geen gronden waren voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Aangezien de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen gronden waren voor een ontslag op staande voet, heeft de rechtbank in lijn daarmee ook het verzoek om dat mee te delen aan DNB en de AFM terecht toegewezen. Dat in de tekst van de rectificatie is opgenomen dat een datalek de grond was voor het (onterecht gebleken) ontslag op staande voet en dat partijen verschillen van mening over de vraag of sprake is geweest van een datalek, leidt niet tot een ander oordeel. De grief faalt daarom ook in zoverre.
met grief IV in principaal hoger beroepgericht tegen de toekenning van een billijke vergoeding door de rechtbank, en tegen de hoogte daarvan.
managing directorin dienst getreden bij TMF op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tegen een bruto jaarsalaris van € 250.000,00. Gesteld noch gebleken is dat de nieuwe functie van [geïntimeerde] een teruggang in inkomsten meebrengt ten opzichte van zijn functie bij Vistra NL. [geïntimeerde] heeft als gevolg van het onterecht gegeven ontslag op staande voet gedurende zesenhalve maand – in de periode van 13 mei 2019 tot 1 december 2019 – geen inkomen genoten. Het hof acht niet aannemelijk dat, indien Vistra NL de door haar in mei 2019 aangekondigde ontbindingsprocedure had doorgezet, rekening houdend met de opzegtermijn en de duur van de procedure, deze binnen die zesenhalve maand zou zijn voltooid. Nu [geïntimeerde] onbetwist heeft gesteld dat zijn maandsalaris € 23.884,00 bruto (incl. emolumenten) bedroeg, brengt dit een inkomensschade van circa € 155.000,00 bruto mee.
(…) investment in the MEP is separate from their employment and as a consequence (…) should not form part of any separation agreement in respect of their employment. (…)”. [geïntimeerde] heeft nog betoogd dat Vistra NL actief betrokken is bij de vaststelling van de leaver-status onder het MEP en stelt daartoe dat hij daarover toen hij nog in functie was ook zelf een aantal keer advies heeft gegeven. Vistra NL heeft echter betwist dat zij betrokken is geweest bij het bepalen van de leaver-status van [geïntimeerde] en heeft bovendien naar voren gebracht dat de status – en daarmee de aanspraken – onder het MEP (als leaver, bad leaver of very bad leaver) door een in het MEP genoemde commissie (de
Renumeration Committee) onafhankelijk kan worden bepaald. Dat Vistra NL actief betrokken is bij het bepalen van de aanspraken onder het MEP is naar het oordeel van het hof dus niet komen vast te staan. Daar komt nog bij dat in het MEP is bepaald dat de Engelse rechter (“
the courts of England and Wales”) bevoegd is te oordelen over claims uit hoofde van het MEP . Uit het bovenstaande volgt dat eventuele aanspraken van [geïntimeerde] onder het MEP terecht niet zijn betrokken bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. De grief faalt daarom.
grief V in principaal hoger beroepaangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Vistra NL geen rechten meer kan ontlenen aan het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentie- en relatiebeding (inclusief boetebeding). Het hof is van oordeel dat nu het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen Vistra NL en [geïntimeerde] het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Vistra NL, Vistra NL ingevolge artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding (beide bedingen in de zin van artikel 7:653 lid 1 BW). Grief V in principaal hoger beroep faalt.