ECLI:NL:GHAMS:2020:3109

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
200.260.242/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep door bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, die onder bewind stond, was in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerster van de appellante geen toestemming heeft gegeven voor het instellen van het hoger beroep. Dit was een cruciale voorwaarde, aangezien de appellante na de onderbewindstelling niet meer zelfstandig bevoegd was om hoger beroep in te stellen. De bewindvoerster had meermalen aangegeven geen toestemming te willen geven, wat door de geïntimeerde, Stichting Ymere, werd onderbouwd met correspondentie. De appellante heeft geprobeerd aan te tonen dat er achteraf wel toestemming was verleend, maar het hof oordeelde dat dit niet uit de overgelegde correspondentie bleek. Hierdoor werd de appellante niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Tevens werd de appellante veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die door de geïntimeerde zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.148,= voor salaris en bijkomende kosten. Het hof wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.260.242/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 7358817\CV EXPL 18-10279
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 november 2020
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat voorheen: mr. M.H. Schmidt te Amsterdam (onttrokken),
tegen
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. van Dam te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Ymere genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 17 mei 2019 onder aanvoering van twee grieven in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2019, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Ymere als eiseres en [appellante] als gedaagde. Op de rol heeft zij geconcludeerd overeenkomstig die dagvaarding.
Ymere heeft daarna een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 20 augustus 2020 doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten, ieder aan de hand van een overgelegde pleitnota. Beide partijen hebben bij deze gelegenheid aanvullende stukken in het geding gebracht. Partijen hebben inlichtingen verschaft. Na afloop van de behandeling heeft het hof bepaald dat het pleidooi op een later tijdstip zou worden voortgezet in aanwezigheid van de bewindvoerster van [appellante] .
Op de rol van 1 september 2020 heeft de advocaat van [appellante] zich aan de zaak onttrokken. Op de rol van 15 september 2020 bleek zich geen nieuwe advocaat voor [appellante] te hebben gesteld.
Ten slotte heeft Ymere arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering van Ymere zal afwijzen, met beslissing, uitvoerbaar bij voorraad, over de proceskosten.
Ymere heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellante] in het hoger beroep, althans afwijzing daarvan, met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten en met rente.
Ymere heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Ontvankelijkheid

2.1
In haar memorie heeft Ymere aangevoerd dat [appellante] niet kan worden ontvangen in het hoger beroep, omdat haar goederen bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 mei 2019 wegens het hebben van problematische schulden onder bewind zijn gesteld, met benoeming van ( [X] van) AB Bewindvoering B.V. als beschermingsbewindvoerster. De bewindvoerster heeft, aldus Ymere, meermalen te kennen gegeven dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het hoger beroep en die toestemming ook niet wil geven. Deze stelling heeft Ymere gestaafd met correspondentie.
2.2
[appellante] heeft erkend dat zij ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding onder bewind stond en nog steeds staat. Ter terechtzitting heeft de (toenmalige) advocaat van [appellante] zich beroepen op correspondentie waaruit volgens hem zou blijken dat de bewindvoerster achteraf wel toestemming heeft verleend voor het hoger beroep.
2.3
Omdat het hof van oordeel was, en is, dat de gestelde toestemming niet blijkt uit de correspondentie waarop (de toenmalige advocaat van) [appellante] zich heeft beroepen, heeft het hof gelast dat de bewindvoerster ter zitting zou verschijnen. Vervolgens heeft de advocaat van [appellante] zich aan de zaak onttrokken onder de mededeling dat de bewindvoerster tegenover hem het standpunt heeft ingenomen dat zij geen toestemming voor het hoger beroep heeft gegeven.
2.4
Op grond van de door Ymere overgelegde correspondentie en de in 2.3 genoemde mededeling van de (voormalige) advocaat van [appellante] , stelt het hof vast dat de bewindvoerster niet, zoals vereist, toestemming heeft verleend voor het hoger beroep. [appellante] was na de onderbewindstelling niet meer bevoegd zelfstandig hoger beroep in te stellen. Dit betekent dat zij in het hoger beroep niet kan worden ontvangen. Hieraan kan niet afdoen dat AB Bewindvoering, volgens de voormalige advocaat van [appellante] , aanstuurt op haar ontslag als bewindvoerster en de benoeming van een andere bewindvoerder.
2.5
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [appellante] de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Ymere begroot op € 741,= aan verschotten en € 2.148,= voor salaris en € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, J.C.W. Rang en C.A.H.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 november 2020.