Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2] ,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2] ,
[geïntimeerde sub 3] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
‘de hiervoor onder N. omschreven appartementsrechten’.
‘voormelde percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummers] ’in de onder 2.3. weergegeven akte.
3.Beoordeling
Grief 1is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde sub 1] erin is geslaagd te bewijzen dat de ramen destijds deels doorzichtig waren en dus aan de erfdienstbaarheid een recht van in- en uitzicht ontleent en tegen de daarop gegronde afwijzing van de vorderingen onder a) en b). [appellanten] hebben in de toelichting op deze grief opnieuw erop gewezen dat door het aanbrengen van de verdiepingsvloer ten aanzien van de reeds aanwezige ramen een geheel nieuwe situatie is ontstaan. Door plaatsing van de verdiepingsvloer, in samenhang met het vervangen van de reeds aanwezige ramen door nieuwe kozijnen/ramen die deels doorzichtig zijn en deels open kunnen, is vanuit het pand [adres 3] uitzicht mogelijk geworden op de tuin van [appellanten] , welk zicht er in 1993, gelet op de hoogte waarop de ramen zich bevinden, te weten vanaf ongeveer drie meter hoogte, niet was. Daardoor is ook in strijd met de erfdienstbaarheid gehandeld, die ziet op het respecteren van de bestaande situatie van in- en uitzicht, aldus [appellanten]
de huidige bouwkundige toestand waarin de desbetreffende percelen zich bevinden wordt gehandhaafd, speciaal voor wat betreft gemeenschappelijke muren, recht van in- en uitzicht, enzovoorts’. Deze erfdienstbaarheid legaliseert de op het moment van vestiging bestaande bouwkundige toestand door de eigenaren van de in de akte bedoelde percelen over en weer een recht van in- en uitzicht te geven, in afwijking van de hiervoor weergegeven bepalingen van het burenrecht. De gebezigde woorden, uitgelegd op de wijze als hiervoor onder 3.11. uiteen gezet, bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de betrokken partijen in 1993 hebben beoogd aan de eigenaren de mogelijkheid te bieden zich meer in- en uitzicht te verschaffen dan op zij op het moment van het vestigen van de erfdienstbaarheid al hadden.
de huidige bouwkundige toestand (…) wordt gehandhaafd’wijst eerder op het tegendeel. Het argument van [geïntimeerden] dat het de plaatselijke gewoonte is dat iedereen bij elkaar naar binnen mag kijken, acht het hof onvoldoende gemotiveerd.