In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor drie diefstallen, gepleegd in Purmerend. De tenlasteleggingen betroffen het wegnemen van kledingstukken en andere goederen die toebehoorden aan verschillende winkels en een slachtoffer. De verdachte had eerder al te maken gehad met de rechter in verband met vermogensdelicten, maar het hof besloot dat de lange tijdsverloop sinds deze eerdere feiten niet nadelig voor haar zou zijn. De advocaat-generaal had dezelfde straf geëist als in eerste aanleg, maar de raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de financiële situatie van de verdachte en haar zwervende bestaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstallen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren.