ECLI:NL:GHAMS:2020:3070

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
23-000088-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstallen met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor drie diefstallen, gepleegd in Purmerend. De tenlasteleggingen betroffen het wegnemen van kledingstukken en andere goederen die toebehoorden aan verschillende winkels en een slachtoffer. De verdachte had eerder al te maken gehad met de rechter in verband met vermogensdelicten, maar het hof besloot dat de lange tijdsverloop sinds deze eerdere feiten niet nadelig voor haar zou zijn. De advocaat-generaal had dezelfde straf geëist als in eerste aanleg, maar de raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de financiële situatie van de verdachte en haar zwervende bestaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstallen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000088-20
datum uitspraak: 6 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 december 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-037093-19 (hierna: zaak A), 15-234460-19 (hierna: zaak B) en 15-250659-19 (hierna: zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:zij op of omstreeks 13 februari 2019 te Purmerend drie broeken en/of een trui en/of een vest, althans een of meer kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B:zij op of omstreeks 30 september 2019 te Purmerend, een of meerdere etenswaren en/of kledingstukken en/of een plaid, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2] ([adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C:zij op of omstreeks 28 september 2019 te Purmerend een vest, pasjes (waaronder een identiteitsbewijs, bankpas en een rijbewijs) en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B en C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:zij op 13 februari 2019 te Purmerend broeken, een trui en een vest, die toebehoorden aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B:zij op 30 september 2019 te Purmerend meerdere etenswaren, kledingstukken en een plaid, die toebehoorden aan [winkel 2] ([adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C:zij op 28 september 2019 te Purmerend een vest, pasjes (waaronder een identiteitsbewijs, bankpas en een rijbewijs) en sleutels, die toebehoorden aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in de zaak A, B en C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde levert telkens op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren en een geldboete van € 200,00 (bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vier dagen hechtenis).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat een geldboete, gelet op de financiële situatie van de verdachte, niet passend is en de tenuitvoerlegging van een taakstraf een zeer beperkte kans van slagen heeft in verband met haar zwervende bestaan. Een voorwaardelijke gevangenisstraf vormt bovendien een stok achter de deur om haar ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te begaan, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en de diefstal van een vest met inhoud uit een restaurant. Door aldus te handelen heeft zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Diefstal is een ergerlijk feit dat naast materiële schade ook overlast veroorzaakt voor de gedupeerde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 oktober 2020 heeft zij in 2001 een transactie ter zake van heling en in 2012 een strafbeschikking ter zake van diefstal voldaan. Gelet op het grote tijdsverloop sinds het plegen van die vermogensdelicten, zal het hof deze omstandigheid niet ten nadele van de verdachte wegen bij de strafmaat.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële situatie, zoals deze zijn gebleken ter terechtzitting in hoger beroep, aanleiding om aan de verdachte geen geldboete en/of een taakstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken – zoals door de raadsman is verzocht – passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-037093-19, in de zaak met parketnummer 15-234460-19 en in de zaak met parketnummer
15-250659-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-037093-19, in de zaak met parketnummer 15-234460-19 en in de zaak met parketnummer 15-250659-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. P.C. Römer en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 november 2020.
Mrs. J.L. Bruinsma en S. den Hartog zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]