3.2De eerste vier grieven van [X] zien op de vaststelling van de feiten door de rechtbank en ook van de zijde van Macsteel zijn enkele opmerkingen over de beschrijving van de feiten gemaakt. Het hof heeft zowel de grieven als de opmerkingen in de bespreking van de feiten (hierboven onder 2) meegenomen. Deze grieven, die gedeeltelijk slagen, hoeven aldus niet afzonderlijk te worden behandeld, ook al niet omdat de meeste punten ook weer terugkeren in de inhoudelijke grieven.
3.3.1Met grief V richt [X] zich tegen r.o. 4.2., voor zover inhoudende: “Dit brengt mee dat als de goederen in goede staat zijn beladen en in slechte staat zijn gelost, de vervoerder in beginsel aansprakelijk is voor de ontstane schade. In dat geval kan de vervoerder zich alleen disculperen door een geslaagd beroep te doen op één van de ontheffingsgronden van artikel IV HVR.” [X] stelt dat de rechtbank heeft miskend dat partijen, en zij zelf in het bijzonder, niet bekend waren met de innerlijke goede staat van de metaalspoelen en alleen acht heeft geslagen op de uiterlijke staat (van de verpakking) van de metaalspoelen.
3.3.2Partijen zijn het erover eens dat hun overeenkomst van vervoer door de HVR wordt beheerst en dat de vervoeder in beginsel aansprakelijk is voor de schade als de goederen in goede staat worden geladen, maar niet in deze zelfde goede staat worden gelost. De bekendheid dan wel onbekendheid van partijen, in het bijzonder van [X] , met de interne of innerlijke staat van de metaalspoelen doet vervolgens aan de juistheid van deze overweging in r.o. 4.2 niet af, en daarmee faalt de grief.
De opmerkingen van [X] over de verdeling van de bewijslast en de ‘waarde’ van een schoon cognossement aan het slot van deze grief komen hierna aan de orde.
Grief VI
3.4.1Grief VI komt met verschillende deelgrieven kort gezegd op tegen het oordeel van de rechtbank dat als vaststaand moet worden aangenomen dat de metaalspoelen (ook) wat betreft de binnenkant in goede staat waren ten tijde van de belading.
De door [X] hier tevens aan de orde gestelde vraag of en in hoeverre de metaalspoelen als gevolg van een ondeugdelijke verpakking aan water zijn blootgesteld en/of sprake is van een verborgen gebrek van de metaalspoelen komt later bij de bespreking van de excepties aan de orde.
3.4.2[X] stelt dat de blootstelling aan water vóór de belading of zelfs vóór het inpakken van de metaalspoelen moet hebben plaatsgevonden. [X] heeft evenwel niet nader toegelicht hoe en op welk moment de metaalspoelen voorafgaand aan de belading zodanig met water in aanraking zouden zijn gekomen dat dat de oorzaak van schade is, althans kan zijn geweest. Bovendien blijft het onduidelijk hoe de condensatie in Port Chester blijkens de verklaring van kapitein [A] (2.6) ‘
everywhere, both on the holds, sides/hatch covers and cargo’ zich dan verhoudt tot de ontvangst van de metaalspoelen in uiterlijke goede staat in Porto Marghera als deze voordien al met water in aanraking zouden zijn gekomen. Het laadrapport van VIC (prod. M-12, encl. 2) waarin zowel voorafgaand aan als bij belading geen schade aan de metaalspoelen wordt vastgesteld en het gegeven dat de verschillende
surveyorshet erover eens zijn dat de metaalspoelen langdurig aan water moeten zijn blootgesteld (zie r.o. 3.5.5. hierna), maken juist dat het niet aannemelijk is dat de schadeoorzaak in de periode voor belading of zelfs voor inpakken zou liggen.
3.4.3Dit wordt ook bevestigd door de afgifte van een schoon
on boardcognossement. [X] heeft op dit punt terecht opgemerkt dat de bewijskracht van een schoon cognossement (voor zover van belang voor deze zaak) enkel ziet op de ‘
apparent order and condition’ van de goederen (art. III lid 4 HVR met de verwijzing naar art. III lid 3 HVR), maar de rechtbank heeft dit niet miskend. De rechtbank heeft in r.o. 4.2 overwogen dat het cognossement ‘
dwingend bewijs oplevert van de uiterlijk goede staat’. Vervolgens heeft zij dit uitgewerkt in de eerste regels van r.o. 4.3: ‘
Dit houdt in dat de verpakking glansde en dat er geen beschadigingen zichtbaar waren.’ Deze uiterlijke goede staat is daarmee tussen partijen gegeven, want tegen Macsteel als derde cognossementhouder te goeder trouw is tegenbewijs op grond van de tweede zin van art. III lid 4 HVR niet mogelijk.
3.4.4De uiterlijke staat (van de verpakking) behoeft op zichzelf genomen niets te zeggen over de innerlijke staat van de goederen. Afhankelijk van de aard van de goederen, de aard van de verpakking en de aard van de schade, kan de uiterlijke staat (van de verpakking) echter wel een aanwijzing vormen voor de innerlijke staat van de goederen. Nu de metalen banden bij aankomst in Houston door roest waren aangetast, en naar later bleek ook de metaalspoelen zelf door roest waren aangetast, draagt een schoon cognossement bij aan het bewijs dat de metaalspoelen in goede staat
on boardzijn gebracht. [X] hanteert zelf gedetailleerde instructies ten aanzien van de
standard remarksop het cognossement wat betreft de staat van de metalen banden en verpakking van metaalspoelen als hier aan de orde (zie p. 273 van productie 9 van [X] ten behoeve van pleidooi).
3.4.5Verder is het volgende van belang. Niet in geschil is dat het met tussenpozen behoorlijk geregend heeft tijdens de belading van het schip. Onduidelijk blijft evenwel welke maatregelen [X] heeft genomen om ervoor te zorgen dat de metaalspoelen tijdens de belading niet met regenwater in aanraking zouden komen. Niet duidelijk is bijvoorbeeld of de luiken bij iedere regenbui zijn gesloten en welke tijdspanne dan telkens tussen het begin van een regenbui en het sluiten van het ruim zat. Het antwoord op deze vragen volgt niet uit het handgeschreven
port log(productie 4 CvD), maar ook niet uit het logboek (productie 11 CvD). Dit logboek begint op
5 februari 2015 (pagina 73), slaat dan twee dagen over, en gaat dan weer verder op
8 februari 2015 (pagina 74). Het had op de weg van [X] gelegen om haar positie nader te onderbouwen door ofwel het volledige logboek over te leggen ofwel minst genomen gemotiveerd uit te leggen waarom juist deze twee dagen in het (gelet op de nummering) kennelijk volledige logboek ontbreken. [X] heeft dit niet gedaan en zij heeft op dit punt in hoger beroep ook geen andere relevante stukken in het geding gebracht waaruit volgt dat de luiken telkens tijdig werden gesloten.
3.4.6Gelet op een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat [X] haar stelling dat er vocht is ingetreden in de metaalspoelen voordat zij werden ingepakt, althans voor de belading, niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd, zodat zij daarom wordt gepasseerd.
3.5.1Het hof behandelt deze vier grieven tezamen. Deze zien immers op de conditie van de metaalspoelen ten tijde van de lossing en de overwegingen van de rechtbank op dat punt in r.o. 4.4. Hierin concludeert de rechtbank dat de metaalspoelen in slechte staat zijn gelost.
3.5.2[X] beroept zich op de regel van art. III lid 6 HVR, het verdragsrechtelijke bewijsvermoeden dat de goederen zijn afgeleverd in dezelfde staat als waarin zij volgens het cognossement zijn beladen als de geadresseerde niet binnen drie dagen na aflevering schriftelijk klaagt over de schade. Macsteel heeft dit niet, althans kennelijk niet schriftelijk binnen drie dagen gedaan, want een dergelijke
notice (…) in writingis niet door haar in het geding gebracht.
3.5.3De regel van art. III lid 6 HVR leidt evenwel niet tot enig verval van recht aan de kant van Macsteel, maar enkel tot een bewijsvermoeden van conforme aflevering, zodat tegenbewijs voor haar open staat als de termijn van drie dagen niet in acht is genomen.
3.5.4Macsteel slaagt in dit bewijs. Daarbij hecht het hof veel waarde aan het allereerste onderzoek direct na aankomst in Houston, het bezoek aan boord van de Erasmusgracht van de heer [B] van CISD Marine op 14 maart 2015. Tijdens dit bezoek, en dat de dag daarna, heeft CISD Marine de metaalspoelen gezien en foto’s gemaakt en later heeft zij haar bevindingen op schrift gezet in haar
Survey Reportvan 27 mei 2015:
The majority of the coils were observed generally with dull wrappers overall, with some scattered coils having light patterns of rust/corrosion on their outer wrappers, as well as rust on their steel coil securing bands. Other coils were observed with heavier rust and/or corrosion streaking patterns, indicating contact with water in their stowage positions on board the vessel. (…) It was the opinion of the attending surveyor that these patterns were caused by heavy sweat forming within the cargo compartment during the ocean voyage, as a result of improper ventilation and improperlfaulty stowage.
Dit is geen gezamenlijke expertise (in de zin van art. III lid 6 derde alinea HVR) geweest, maar ook geen volledig eenzijdige expertise. De heer [B] heeft het schip immers enkel kunnen betreden en toegang tot de lading kunnen krijgen met instemming van de lokale scheepsagent en/of de bemanning van het schip. De foto’s en observaties die CISD Marine heeft gemaakt op 14/15 maart 2015 had [X] dus zelf ook kunnen maken. Dit heeft zij niet gedaan, althans zij heeft haar eigen foto’s en observaties niet gedeeld, hetgeen voor haar rekening moet blijven. [X] had dit onderzoek immers wel meteen bij aankomst kunnen doen, en dat lag ook wel in de rede gelet op de vastgestelde condensatie in Port Chester door de kapitein. [X] heeft de bevindingen van CISD Marine op 14/15 maart 2015 overigens ook niet weersproken.
3.5.5.Op 1 en 8 april 2015 heeft CISD Marine vervolgonderzoek gedaan. De aanwezigheid van Curtis bij dit onderzoek maakt het geen gezamenlijke expertise, althans niet voor zover het de relatie tussen Macsteel (ladingbelanghebbende) en [X] (vervoerder) betreft. CISD Marine heeft haar bevindingen enkel aan Macsteel gerapporteerd, en pas op 27 april 2015 heeft een gezamenlijke expertise plaatsgevonden. Dit is rijkelijk laat, maar in dit geval niet zo laat dat het hof hier consequenties aan verbindt. [X] had inderdaad een uitnodiging (in plaats van een aansprakelijkstelling) moeten krijgen voor het onderzoek van 1 en 8 april 2015, maar niet gesteld of gebleken is dat het tijdsverloop uiteindelijk bepalende invloed op de gezamenlijke expertise heeft gehad. Al met al lopen de bevindingen van CISD Marine enerzijds en 3D Marine anderzijds immers nauwelijks uiteen. De experts zijn het eens over de oorzaak van de schade: langdurige blootstelling aan water. Deze oorzaak is in lijn met de allereerste bevindingen van CISD Marine (
heavy sweat forming)meteen na aankomst van het schip (zie 3.5.4) en ook met de door de kapitein vastgestelde condensatie in Port Chester:
when opening the holds, it almost instantly condensating everywhere, both on the holds, sides/hatch covers and cargo(zie 2.6). Uiteindelijk trekt 3D Marine alleen in zoverre een andere conclusie dat de geadresseerde wat haar betreft niet
conclusivelyheeft aangetoond dat de schade aan boord van de Erasmusgracht is ontstaan.
3.5.6Voorts neemt het hof bij de weging van de schriftelijke bewijsmiddelen in aanmerking dat [X] niet het logboek, althans het volledige logboek heeft overgelegd.
3.5.7De door All Trans zonder bemerkingen afgegeven
delivery receiptsmaken nog niet dat de metaalspoelen direct na lossing in goede staat moeten zijn geweest. Getuige de wel gemaakte bemerkingen hebben de chauffeurs van All Trans kennelijk vooral gelet op zichtbare, uitwendige beschadigingen van de metaalspoelen, en minder op de metalen banden. In het licht van de verder onbetwiste bevindingen van [B] kort daarvoor geeft de afwezigheid van opmerkingen op de door All Trans afgegeven
delivery receipts, die geen waardepapieren zoals cognossementen met bijbehorende bewijsregels zijn, geen indicatie dat de metaalspoelen zelf op dat moment roestvrij zouden zijn geweest. Hierbij is ook van belang dat [X] vervolgens geen realistisch alternatief scenario weet te schetsen voor een oorzaak van de schade tussen lossing en de gezamenlijke expertise, maar deze oorzaak juist legt vóór belading/inpakken in Italië.
3.6.1Grief XI heeft betrekking op de ontheffingsgronden van art. IV HVR.
Het hof overweegt als volgt. Binnen het systeem van de HVR is de vervoerder aansprakelijk voor de schade, tenzij hij zich kan beroepen op één van de excepties van art. IV lid 2 HVR. Dit betekent dat de vervoerder niet alleen het bestaan van de exceptie moet stellen en, bij betwisting, bewijzen, maar ook het causaal verband tussen de exceptie en de schade moet stellen en, bij betwisting, bewijzen. [X] beroept zich op een drietal excepties, te weten een verborgen gebrek, onvoldoende verpakking en de afwezigheid van alle schuld, maar dit beroep faalt in alle drie de gevallen.
3.6.2Ten aanzien van het verborgen gebrek geldt dat art. IV lid 2 sub m HVR eigenlijk niet zozeer ziet op een verborgen gebrek, maar veeleer op de aard of gebrek van het goed. Hier is het argument van [X] dat de metaalspoelen voor de belading al aan water zijn blootgesteld, maar dit is geen verborgen gebrek.
3.6.3Inhoudelijk verwijst [X] naar haar stellingen bij dupliek en productie 6 daarbij, het rapport van 3D Marine van 13 juni 2017. Het hof begrijpt uit de geciteerde stukken dat eenmaal natte metaalspoelen tijdens de reis niet droog zullen worden, maar het rapport wordt vervolgens niet concreet als het gaat om de schadeoorzaak van dit specifieke geval. De
surveyorshebben de metaalspoelen op het moment voorafgaand aan het inpakken en voorafgaand aan de belading niet zelf gezien en hun aanloop naar de conclusie wordt vervolgens zo opgeschreven dat het niet als een begin van bewijs van een gebrek van de goederen kan gelden:
From our inspections and the internal conditions found,from past experiences, it islikelyfrom study from photographs of the coils, being loaded at load port, that there weresome indicationson the outer galvanized wrappers, of thepossibilityof water having ingressed into the coil central area, prior to loading. (onderstreping hof)
3.6.4Ten aanzien van de ‘onvoldoende verpakking’-exceptie (art. IV lid 2 sub n HVR) geldt het volgende. [X] stelt niet dat de metaalspoelen op een ongebruikelijke wijze waren verpakt, en alleen al om die reden faalt het verweer. Nu [X] verder ook geen gaten of anderszins gebreken in de verpakking heeft vastgesteld, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien op welk punt de verpakking dan precies onvoldoende is geweest. Het enkele gegeven dat de metaalspoelen door roest waren aangetast, is daartoe niet genoeg.
3.6.5Ten aanzien van de q-exceptie (afwezigheid van alle schuld), ten slotte, geldt dat [X] ook hier geen (voldoende) feitelijk onderbouwde stellingen poneert. Een beroep op de q-exceptie vraagt meer dan de enkele stelling dat de vervoerder geen opzet of schuld heeft aan de schade. De vervoerder moet een andere oorzaak (
other cause) stellen en bewijzen, en wel één waaraan hij en iedereen waarvoor hij verantwoordelijk is niets heeft kunnen doen. Dit heeft [X] niet gedaan. Overigens zal de vervoerder voor een geslaagd beroep op de q-exceptie ook open kaart moeten spelen, en ook daarvan is geen sprake, alleen al niet op basis van het gegeven dat een deel van het logboek ontbreekt (zonder verklaring daarvoor).