ECLI:NL:GHAMS:2020:3006
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tuchtrechtelijke klacht tegen voormalig gerechtsdeurwaarder wegens bewaringstekort en ontoereikende administratie
In deze zaak heeft het Bureau Financieel Toezicht (BFT) een klacht ingediend tegen een voormalig gerechtsdeurwaarder wegens verschillende tuchtrechtelijke overtredingen. De gerechtsdeurwaarder wordt verweten dat hij een bewaringstekort niet heeft gemeld en niet heeft aangezuiverd, een ontoereikende administratie heeft gevoerd, en betalingen voor nevenwerkzaamheden buiten de boekhouding heeft gehouden. De kamer heeft de klacht, met uitzondering van één klachtonderdeel, gegrond verklaard en heeft de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd voor een periode van vijf jaar. Het hof bevestigt deze beslissing en legt een kostenveroordeling op aan de gerechtsdeurwaarder.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 8 april 2020 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 10 maart 2020. Het BFT heeft op 27 mei 2020 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 8 oktober 2020, waarbij de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het BFT. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat er een aanzienlijk bewaringstekort is ontstaan, maar betwist de hoogte en de wijze van berekening van dit tekort.
Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met de Gerechtsdeurwaarderswet en dat de opgelegde maatregel van ontzetting uit het ambt gerechtvaardigd is. De gerechtsdeurwaarder heeft niet voldoende aangetoond dat de informatie over het bewaringstekort onjuist was, en het hof ziet geen reden om af te wijken van de beslissing van de kamer. De kosten van de behandeling van de klacht in hoger beroep worden vastgesteld op € 3.000,-, die door de gerechtsdeurwaarder aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak moeten worden betaald.