In deze zaak heeft een oud-notaris beroep ingesteld tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat, die zijn verzoek tot intrekking of herziening van een eerdere beslissing tot benoeming van een waarnemer had afgewezen. De oud-notaris was sinds 1 januari 2011 eervol ontslagen uit het ambt van notaris, waarna een voormalig kandidaat-notaris als waarnemer was benoemd. De voorzitter had in 2016 de benoeming van de waarnemer bevestigd en een honorarium vastgesteld. De oud-notaris verzocht om herziening van deze beslissing, maar het hof oordeelde dat de wet geen buitengewoon rechtsmiddel kent om deze beslissing aan te tasten. Het hof bevestigde dat de beslissing van de voorzitter onherroepelijk was geworden, omdat de oud-notaris niet tijdig beroep had ingesteld. Het hof concludeerde dat er geen grond was voor herziening, omdat niet was aangetoond dat voldaan was aan de voorwaarden die in de rechtspraak zijn gesteld voor herziening in het notarieel tuchtrecht. De beslissing van de voorzitter werd derhalve bevestigd.