ECLI:NL:GHAMS:2020:299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
200.244.332/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de vergoeding van de onderzoeker in een enquêterecht procedure

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 29 januari 2020, wordt de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld in het kader van een enquêterecht procedure. De zaak betreft een verzoek van de onderzoeker, mr. Y. Borrius, die was aangesteld om onderzoek te verrichten naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap [C] over de periode vanaf 1 december 2015. De kosten van het onderzoek waren eerder vastgesteld op € 25.000, maar zijn in de loop van de procedure verhoogd tot € 52.000, exclusief omzetbelasting. De Ondernemingskamer heeft in eerdere beschikkingen de kosten van het onderzoek ten laste van [C] gelegd.

De Ondernemingskamer heeft op 30 december 2019 een gespecificeerde eindnota van de onderzoeker ontvangen, waarin de totale kosten van het onderzoek zijn gespecificeerd. Tegen deze eindnota zijn geen bezwaren ingediend door de betrokken partijen. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat het bedrag aan onderzoekskosten niet onredelijk is en heeft de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld op € 52.000, exclusief omzetbelasting. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beschikking is gegeven door de voorzitter, mr. G.C. Makkink, en de raadsheren mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. F.L.A. Straathof.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.244.332/01
beschikking van de Ondernemingskamer van 29 januari 2020
inzake

1.[A] ,

wonende te [....] ,
2.
[B],
wonende te [....] ,
VERZOEKSTERS,
advocaat:
mr. J.A.I. Verheul, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTERS,
advocaat:
mr. A.J. Tekstra, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1.
[E],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. A.J. Tekstra,kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCANDIVE B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
verschenen bij haar bestuurder [F] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCANPLEEN B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
verschenen bij haar bestuurder [G] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCANSALE B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
verschenen bij haar bestuurder [H] ,
BELANGHEBBENDEN,
e n t e g e n

5.[F] ,

wonende te [....] ,
6.
[G],
wonende te [....] ,
7.
[H],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
allen in persoon verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zal verweerster sub 1 (ook) met [C] worden aangeduid.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 30 januari 2019, 4 februari 2019, 28 mei 2019, 26 november 2019 en 30 december 2019, alle in de zaak met nummer 200.244.332/01 OK, en naar de beschikking van de voorzitter van de Ondernemingskamer van 22 oktober 2019 in de zaak met nummer 200.244.332/02 OK.
1.3
Bij de beschikkingen van 30 januari 2019 en 4 februari 2019 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [C] over de periode vanaf 1 december 2015, zoals omschreven in rechtsoverweging 3.10 jo. 3.3 tot en met 3.7 van die beschikking, mr. Y. Borrius te Amsterdam (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen, en bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van [C] .
1.4
Bij de beschikking van 28 mei 2019 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het in 1.3 genoemde onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 42.500, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen, en bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van [C] .
1.5
Bij de beschikking van 26 november 2019 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het in 1.3 genoemde onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 52.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen, en bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van [C] .
1.6
Bij brief van 24 december 2019 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen van het in 1.3 bedoelde onderzoek (hierna: het onderzoeksverslag) aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.7
De Ondernemingskamer heeft op 30 december 2019 van de onderzoeker een gespecificeerde eindnota van de gemaakte kosten in verband met het onderzoek ontvangen. Deze kosten bedragen in totaal € 52.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. De onderzoeker heeft de Ondernemingskamer verzocht haar vergoeding voor de in verband met het onderzoek verrichte werkzaamheden te bepalen op dit bedrag.
1.8
Bij de beschikking van 30 december 2019 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het onderzoeksverslag met bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden en, alvorens de vergoeding van de onderzoeker te bepalen, partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het in 1.7 genoemde verzoek van de onderzoeker en de daarbij behorende gespecificeerde eindnota.
1.9
Mr. Tekstra heeft bij e-mail van 9 januari 2020 gebruik gemaakt van de in 1.8 genoemde geboden gelegenheid.

2.De gronden van de beslissing

Tegen het in 1.7 genoemde verzoek van de onderzoeker en de daarbij behorende gespecificeerde eindnota zijn geen bezwaren aangevoerd. Het bedrag aan onderzoekskosten komt de Ondernemingskamer ook niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal de vergoeding van de onderzoeker overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW dan ook bepalen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 52.000, de daarover verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. P.R. Baart en mr. D.E.M. Aleman MBA, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2020.