ECLI:NL:GHAMS:2020:2974
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van voorlopige hechtenis en de rol van de civiele rechter
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2020, waarin het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Het hof heeft de relevante stukken en de argumenten van zowel de raadsman als de advocaat-generaal in overweging genomen. De raadsman voerde aan dat de officier van justitie onterecht het bevel voorlopige hechtenis in de zaak 13Riverton niet had uitgevoerd, wat volgens hem de belangen van de verdachte schaadde. De advocaat-generaal stelde daarentegen dat het verzoek tot opheffing niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er geen reden was om de voorlopige hechtenis op te heffen. Het hof concludeerde dat de rechtbank op een onjuiste feitelijke grondslag had beslist en dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de voorlopige hechtenis niet beperkt is tot de vaststelling van ernstige bezwaren. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.