Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[X] BEHEER B.V.,
[Y] B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
- primair: [geïntimeerde sub 1] zal veroordelen tot betaling van € 26.300,28, met wettelijke rente;
- subsidiair: [Y] , althans [Y] en [X] gezamenlijk hoofdelijk, althans naar rato, zal veroordelen tot betaling van € 26.300,28, met wettelijke rente;
- uiterst subsidiair: [geïntimeerde sub 1] en/of [Y] en/of [X] gezamenlijk hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 13.150,14, met wettelijke rente,
2.Feiten
3.Beoordeling
[geïntimeerden] hebben deze stelling gemotiveerd betwist. Volgens hen had het samenwerkingsverband de vorm van een kostenmaatschap, in die zin dat de kosten van het kantoor Caron & Co Makelaars o.g. werden gedeeld door drie ondernemingen, waaronder [Y] . Caron & Co Makelaars o.g. belastte dan ook in de praktijkkosten door aan [Y] (en niet aan [geïntimeerde sub 1] ). Dit standpunt hebben [geïntimeerden] onderbouwd met:
- een concept "overeenkomst van kostenmaatschap Caron & Co", waarin [geïntimeerde sub 1] vermeld staat als "de vennoot sub 2" en [Y] als "de onderneming sub 2" en waarin verder staat dat de drie "vennoten" het niet wenselijk achten hun ondernemingen voor gezamenlijke rekening en risico te gaan uitoefenen, maar wel bepaalde kosten willen delen;
Nog daargelaten dat de kantonrechter zich in r.o. 4.9 niet uitlaat over de vorm van maatschap, en nog daargelaten dat [geïntimeerden] [appellante] volgen in haar standpunt dat sprake was van een kostenmaatschap, is de kwalificatie van de vorm van samenwerking niet van belang voor enige in dit geschil te nemen beslissing. Grief II faalt daarom.
claims madedekking (hierna: de verzekering), welke verzekering per de datum van beëindiging van het samenwerkingsverband met [geïntimeerden] , te weten 31 december 2017, is beëindigd. De
claims madedekking betekent dat slechts dekking wordt geboden indien de aanspraak op schadevergoeding tijdens de geldigheidsduur van de verzekering voor de eerste maal is ingesteld en tijdens de geldigheidsduur van de verzekering (of korte tijd daarna) schriftelijk is aangemeld bij de verzekeraar. [appellante] stelt dat nu [A] de vordering op haar eerst na het einde van het samenwerkingsverband heeft ingesteld, dus na beëindiging van de verzekering, de verzekering geen dekking bood en een schademelding door [appellante] niet tot uitkering kon leiden. Wanneer [geïntimeerden] na beëindiging van het samenwerkingsverband niet zelf een nieuwe verzekering met inloopdekking heeft gesloten, dient [geïntimeerden] naar de mening van [appellante] zelf de schade te dragen.
heeft niet op deze stellingen kunnen reageren en zal door het hof in de gelegenheid gesteld worden dit alsnog bij akte te doen, waarop [geïntimeerden] in de gelegenheid gesteld zal worden te reageren bij antwoordakte. De zaak wordt daartoe naar de rol verwezen.