Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Vrijspraak
op dat momentin strijd was met rechtstreeks werkende bepalingen van Unierecht. Het hof is van oordeel dat dit het geval is.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen, was ten laste gelegd dat hij op 31 maart 2017 in Amsterdam als vreemdeling verbleef, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij ongewenst was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de tenlastelegging geen actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd, maar het hof oordeelde anders. Het hof heeft de ongewenstverklaring van de verdachte onderzocht in het licht van het Unierecht en kwam tot de conclusie dat deze niet in overeenstemming was met de relevante bepalingen van het Unierecht. De verdachte had in de periode voorafgaand aan de tenlastelegging slechts eenmaal een strafbaar feit gepleegd, en de overige veroordelingen betroffen feiten die voor 2016 waren gepleegd. Het hof oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de conclusie rechtvaardigden dat de verdachte op de tenlastegelegde datum een bedreiging vormde. Daarom werd het vonnis van de politierechter vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.