Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
toonde ons de plaats in de betonvloer waaronder de waterleiding heeft gelekt, alsmede diverse scheuren en klemmende deuren. (…) Na ter plaatse de situatie in ogenschouw te hebben genomen en rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden, zijn wij tot de conclusie gekomen dat het alleszins aannemelijk is dat de ontstane schade, behoudens de scheurvorming in de voorgevel, een gevolg is van de sinds 2000 aanwezige verkeersdrempel in het wegdek van de [naam straat] .
a) waren voor aanleg van het plateau de SBR grenswaarden voor gebouwenschade (SBR A) overschreden?
bepaald en is eveneens aangetoond dat de grenswaarde aan de draagconstructie wordt overschreden bij passerend verkeer. Risico op schade is daarmee aannemelijk. (…)
eerste griefvoert de Gemeente aan dat de vordering van [geïntimeerde] , anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld, wel is verjaard, namelijk door verloop van vijf jaar na 26 januari 2005.
‘met als doel vast te stellen of er sprake is van aansprakelijkheid’.
tweede tot en met de dubbele vierde griefvan de Gemeente lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Deze grieven komen erop neer dat de deskundigenberichten ondeugdelijk zijn en dat de kantonrechter op grond daarvan niet heeft kunnen aannemen dat het verkeersplateau gebrekkig is en scheuren in de gevel van de woning van [geïntimeerde] heeft veroorzaakt. De verschillende argumenten die de Gemeente hiervoor aanvoert, worden hierna besproken.
ten einde een oordeel te geven over de toelaatbaarheid van de trillingen in verband met mogelijke schade aan een bouwwerk’. Daartoe bevat de richtlijn
‘grenswaarden waarvan in de praktijk is gebleken dat zij niet tot schade zullen leiden.’Volgens paragraaf 10.1 en 10.3.1 gaat het om grenswaarden waaronder de kans op schade aan bouwwerken en funderingen ‘aanvaardbaar klein’ (< 1%) wordt geacht. Hieruit valt af te leiden dat de in de SBR-richtlijn A neergelegde normen beogen een specifiek gevaar van schade aan bouwwerken te voorkomen.
Deugdelijkheid (representativiteit) van de metingen
tweede griefaan dat beide deskundigenberichten wegens ondeugdelijke motivering niet voldoen aan de eisen die de SBR-richtlijn A daaraan stelt. Zij baseert dit betoog op de adviezen van JJP Expertise van 24 februari 2005 en 17 maart 2005, van ZNEB van 22 maart 2005, van [C] van 15 november 2010, 29 maart 2012, 13 augustus 2014 en 28 juli 2017 en van IFCO van 15 februari 2018. Als eerste bezwaar brengt zij naar voren dat in de deskundigenberichten niet is opgenomen hoe zwaar de bij de trillingsmetingen gebruikte voertuigen waren en hoe snel deze hebben gereden bij de uitvoering van de meting op 19 juni 2014. Hierdoor is niet aangetoond dat de metingen representatief zijn en dat bij
normaalpasserend verkeer de grenswaarden uit SBR-richtlijn A worden overschreden. Het is zeer goed mogelijk dat de snelheids- en gewichtslimieten door de passerende voertuigen zijn overschreden, aldus de Gemeente.
aantoonbaarrepresentatief zijn voor de trillingsbelasting waaraan een bouwwerk wordt onderworpen. In paragraaf 8.6.2. schrijft de richtlijn voor dat,
om te voorkomen dat bronnen worden gemist, men zich ervan moet vergewissen dat
alledenkbare gebeurtenissen in voldoende mate binnen de meetduur vallen en dat de gekozen meetduur representatief moet zijn voor de normale omstandigheden. Om de representativiteit van de meetduur aan te tonen
kunnenverkeerstellingen worden uitgevoerd waarbij onderscheid dient te worden gemaakt naar het soort verkeer, voor zover dit invloed zou kunnen hebben op de trillingssterkte. Te denken valt hierbij aan de snelheid en het gewicht van de passerende voertuigen, aldus de SBR-richtlijn A.
gemisten dus niet om wel aanwezige, normale bronnen
uit te sluiten. Op het punt van de representativiteit van de metingen kan dus niet worden geconcludeerd dat de deskundigenberichten niet deugen.
Toepassing van de grenswaarden (categorie-indeling van de woning)
- onderdelen van oude en monumentale gebouwen met grote cultuurhistorische waarde;
- in slechte staat verkerende gebouwen uit metselwerk of in slechte staat verkerende onderdelen van gebouwen.
- de sterkte van de draagconstructie in belangrijke mate is verminderd door reeds aanwezige schade;
- de onderlinge samenhang van onderdelen of de sterkte van verbindingen tussen onderdelen zodanig is, dat deze door trillingen kan bezwijken of in belangrijke mate kan verzwakken.
Het causaal verband tussen de trillingen en de schade aan de woning
tweede, derde en de dubbele vierde grief). Ook in dit verband beroept de Gemeente zich op de door haar ingebrachte adviezen van JJP Expertise, ZNEB, [C] en IFCO. De kantonrechter heeft evenwel de deskundige gevolgd in zijn conclusie (bij de beantwoording van vraag 11 op blz. 35 van het deskundigenbericht, zie 3.6) dat er een causaal verband bestaat tussen de opgetreden schade en de optredende trillings-intensiteiten.
voor het aantonen van een oorzakelijk verband tussen de trilling en schade,[…]
naast de trillingssterkte en de bouwkundige staat van een gebouw, ook andere mogelijke schadeoorzaken in beschouwing[dienen]
te worden genomen, zoals bijvoorbeeld zettingen. De vraag die partijen verdeeld houdt is of de deskundige, bij het beoordelen van het bestaan van een causaal verband, deze bepaling voldoende in acht heeft genomen.
verdichting van het zand in de ondergrond niet aannemelijk is’.Daarnaast heeft de deskundige, in antwoord op de vragen van [C] van 28 juli 2017 (zie 3.6) in bijlage 6.2, blad 1, bij het eerste deskundigenbericht vermeld dat [C] terecht heeft vastgesteld dat er geen bouwkundig onderzoek is uitgevoerd. De deskundige heeft dit als volgt gerechtvaardigd:
‘Geotechnisch gezien is de ondergrond bij extra belastingen na 10.000 dagen voor wat betreft vervormingen tot rust gekomen. (…) De voorgevel uit 1959 en de betonvloer uit de jaren zeventig (als belastingverhogingen) zijn dusdanig lang geleden uitgevoerd, dat, geotechnisch gezien, vervormingen van de ondergrond als gevolg van deze aanpassingen reeds lang voor de aanleg van het verkeersplateau moeten zijn opgetreden. Aanwezige schade aan gevel/fundering veroorzaakt door belasting verhogingen is niet aan de orde.’In het tweede deskundigenbericht heeft de deskundige op blz. 25 opnieuw vastgesteld dat verdichting van het zand in de ondergrond (onder de funderingselementen / vrijdragende betonvloer) niet aannemelijk is. Gelet op deze bevindingen van de deskundige over de bouwkundige staat, de funderingswijze, het al dan niet bestaan van zettingen en andere omstandigheden (zoals de verbouwing aan de gevel) komt het hof tot het oordeel dat de deskundige, bij het beoordelen van de aanwezigheid van een causaal verband tussen de trillingen en de gestelde schade, voldoende andere mogelijke schadeoorzaken in beschouwing heeft genomen, zoals paragraaf 6.1 van de SBR-richtlijn A voorschrijft. Hetgeen JJP Expertise, ZNEB, [C] en IFCO in hun acht door de Gemeente ingebrachte adviezen naar voren hebben gebracht, werpt hier geen ander licht op. De conclusie luidt dan ook dat de Gemeente met de door haar ingebrachte adviezen er niet in is geslaagd om de conclusies van de deskundigenberichten op het punt van het causale verband te ontkrachten.
beperkteduur (heien van palen of trillen van damwanden) schade pas bij een factor 4 tot 5 ontstaat; in de situatie van [geïntimeerde] gaat het immers om trillingen gedurende
langdurigeperioden. Volgens de deskundige betekent dit niet dat lage trillingsintensiteiten niet tot schade leiden, zeker wanneer die gedurende een langdurige periode optreden. Zoals de deskundige op blz. 2 van bijlage 8.2 van hetzelfde deskundigenbericht heeft geantwoord speelt het aspect ‘vermoeiing’ daarbij ook een rol. Het verwijt van de Gemeente dat de deskundige vraag 12 niet correct heeft beantwoord treft evenmin doel: dit verwijt wordt door de deskundige voldoende weerlegd op blz. 1 van bijlage 8.2 van het tweede deskundigenbericht.
Tussenconclusie
vijfde griefvan de Gemeente in principaal hoger beroep, alsmede de incidentele grief van [geïntimeerde] zijn beide gericht tegen de begroting van de schade door de kantonrechter. Ook deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De Gemeente heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] zijn schade onvoldoende heeft onderbouwd. Volgens [geïntimeerde] is zijn schade op een te laag bedrag begroot en dient naast vergoeding voor herstel van voorgevel en binnenmuren, vergoeding voor de spanplafonds te worden toegekend. [geïntimeerde] heeft ter nadere onderbouwing van zijn schade in hoger beroep foto’s ingebracht van beschadigingen aan zijn woning (de vervormde gevel, scheefgetrokken binnenmuren, uit het lood staande kozijnen) en offertes voor de herstelkosten van de voorgevel en binnenmuren (€ 22.237,10 inclusief btw) en herstelkosten voor het spanplafond (€ 1.694,00 inclusief btw).
zesde griefverzet de Gemeente zich in het verlengde van haar eerdere grieven tegen de beslissing van de kantonrechter waarbij de verwijdering van het verkeersplateau is gelast. De Gemeente heeft opnieuw aangevoerd dat het verkeersplateau niet als gebrekkig mocht worden geduid door de kantonrechter. Uit het voorgaande volgt dat de grief in zoverre faalt. Aangezien de Gemeente geen voorstellen heeft gedaan ter opheffing van dit gebrek en ter plekke ook andere snelheidsremmende voorzieningen zijn te treffen, ziet het hof geen aanleiding de vordering van [geïntimeerde] tot verwijdering van het verkeersplateau alsnog af te wijzen. Grief 6 faalt.
zevende griefkomt de Gemeente, opnieuw voortbouwend op haar eerdere grieven, op tegen de veroordeling in de proceskosten. Zij stelt dat de beide deskundigenberichten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat zij allebei onjuistheden bevatten. Het hof heeft evenwel hiervoor, naar aanleiding van de verschillende bezwaren van de Gemeente, geconcludeerd dat niet gebleken is dat de deskundigenberichten wat betreft de inhoud en de wijze van totstandkoming ondeugdelijk zijn. Gelet op de uitkomst van de procedure, dient de proceskostenveroordeling in eerste aanleg ook overigens in stand te blijven. Het lot van grief 7 deelt het lot van de overige grieven van de Gemeente en faalt eveneens.