3.6Het hof stelt voorop dat, anders dan [geïntimeerde] kennelijk meent, een brief ook stuitende werking kan hebben als daarin niet met zoveel woorden is vermeld dat de brief (mede) is bedoeld om de verjaring te stuiten. Verder geldt met betrekking tot de door [geïntimeerde] genoemde brieven het volgende.
- De brief van 13 augustus 2012 draagt de titel “
Aanmaning” en bevat de zinsnede “
Betaal voor 31 augustus 2012” en verderop de zin: “
Als wij uw betaling niet voor 31 augustus ontvangen, brengen wij u hiervoor wettelijke incassokosten in rekening”. Dit alles brengt mee dat deze brief is te beschouwen als een “schriftelijke aanmaning” in de zin van artikel 3:317 BW, waaraan op grond van dat artikel stuitende werking toekomt, zonder dat de brief nog aan andere vereisten hoeft te voldoen. Overigens is het hof van oordeel dat die brief ook wel degelijk de in jurisprudentie bedoelde duidelijke waarschuwing bevat dat - kort gezegd - Nuon het niet erbij zou laten zitten.
- De brief van 28 januari 2013 draagt eveneens de titel “
Aanmaning” en bevat de zinsnede “
Betaal voor 15 februari 2013” en verderop de zin: “
Als wij uw betaling niet voor 15 februari 2013 ontvangen, brengen wij u hiervoor wettelijke incassokosten in rekening”. Hoewel de inhoud na de vorige brief een herhaling van zetten is, is ook deze brief onmiskenbaar een aanmaning, met stuitende werking, en tevens een voldoende waarschuwing dat Nuon betaling wenste en [geïntimeerde] haar bewijsmiddelen moest bewaren om de vordering desgewenst inhoudelijk te kunnen bestrijden.
- De brief van 19 december 2013 bevat de zin: “
Ter voorkoming van allerlei kostenverhogende maatregelen sommeren wij u binnen5 dagen na hedentot betaling van het verschuldigde over te gaan”. Deze sommatie maakt deze brief tot een schriftelijke aanmaning. Ook deze brief vormt bovendien een voldoende waarschuwing als hiervoor bedoeld.
- De brief van 13 maart 2014 eindigt met de volgende zinnen:
“
Cliënte handhaaft derhalve ook de vordering en heeft ons verzocht verder te gaan met de incassoprocedure.
Wij sommeren u dan ook het verschuldigde ad € 2.155,59 alsnog binnen vijf dagen na heden aan ons over te maken.
Blijft u hiermee in gebreke, zullen wij genoodzaakt zijn verdere kostenverhogende maatregelen te nemen”.
Voor deze brief geldt hetzelfde als voor die van 19 december 2013.
- De brief van 26 maart 2014, luidt, voor zover van belang, als volgt:
“
Wij hebben getracht opgemelde zaak in der minne met u te regelen.
Wegens het uitblijven van een (volledige) betaling zijn wij thans genoodzaakt u te dagvaarden. De kosten hiervan bedragen minimaal € 200,00.
Wij stellen u voor de laatste maal in de gelegenheid het verschuldigde (…) alsnog binnen vijf dagen na heden aan ons te voldoen.
Na vonnis zullen wij zonodig middels beslag (…) betaling afdwingen”.
Deze brief is een aanmaning met stuitende werking en laat er tevens geen onduidelijkheid over bestaan dat [geïntimeerde] haar bewijsmiddelen moest bewaren ten behoeve van de aangekondigde procedure. Dat Nuon die procedure in 2014 niet is begonnen maar de hierna te noemen brief heeft gestuurd, neemt de stuitende en waarschuwende werking van deze brief niet weg.
- De brief van 12 november 2014 is (afgezien van het bedrag inclusief rente) gelijkluidend aan de brief van 26 maart 2014. Voor deze brief geldt dus hetzelfde als voor die eerdere brief. De omstandigheid dat Nuon ook na deze brief niet tot dagvaarding is overgegaan, maar in plaats daarvan in 2015 de vordering heeft verkocht aan Wood Investments (die in januari 2016 de hierna te noemen brief heeft gestuurd), maakt niet dat [geïntimeerde] de waarschuwing inmiddels naast zich neer mocht leggen en erop mocht vertrouwen dat Nuon het hoofd in de schoot zou leggen.
- De brief van Wood Investments van 4 januari 2016 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“
In totaal is er thans door u verschuldigd een bedrag van (…).
Cliënte vindt het correct u erop te attenderen dat u inmiddels in gebreke en wettig verzuim bent.
Mocht uw betaling helemaal uitblijven, dan is cliënte genoodzaakt een civiele procedure te starten. (…)
Cliënte geeft echter de voorkeur aan een afwikkeling zonder verdere incassomaatregelen. Dit betekent dat u nog in de gelegenheid wordt gesteld om het verschuldigde bedragad(…) binnen5 dagenna dagtekening van deze brief te voldoen onder vermelding van referentie (…)”.
Ook deze brief bevat een duidelijke waarschuwing aan [geïntimeerde] dat zij haar bewijsmiddelen moest bewaren ten behoeve van een inhoudelijk verweer tegen de vordering in de aangekondigde procedure. Uit het feit dat op de eerdere aankondigingen van een procedure nog niet daadwerkelijk een procedure was gevolgd mocht [geïntimeerde] niet afleiden dat het ook nu weer bij een dreigement zou blijven.