ECLI:NL:GHAMS:2020:2897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
23-002293-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake rijden zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Alkmaar, dat op 17 juni 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op 15 juni 2018 te Hoorn. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de Pergola te Hoorn als bestuurder van een bromfiets heeft gereden zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs. De verdachte had eerder al soortgelijke veroordelingen en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de kantonrechter vernietigd en het bewezenverklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een hechtenis van twee weken, waarbij de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke hechtenis is gelast. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing is genomen in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002293-19
datum uitspraak: 2 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van 17 juni 2019 van de kantonrechter, locatie Alkmaar, van de rechtbank Noord-Holland in de strafzaak onder de parketnummers 96-145323-18 en 96-192994-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 augustus 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw namens de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 juni 2018 te Hoorn als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Pergola, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de inhoud van het dossier kan, naar het oordeel van het hof, worden vastgesteld dat
de verdachte op 15 juni 2018 op een bromfiets heeft gereden op de Pergola te Hoorn, zijnde een - naar feit van algemene bekendheid - openbare weg. Verbalisant [verbalisant] heeft in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal verklaard dat zij de verdachte als bestuurder van de bromfiets aldaar heeft zien rijden en heeft de verdachte herkend. Uit het rijbewijzenregister is gebleken dat aan verdachte ook nooit enig rijbewijs was afgegeven. De verdachte heeft zelf ook verklaard niet in het bezit te zijn van een rijbewijs. [1]
Op grond van deze vaststaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat niet alleen wettig, maar ook overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die op 15 juni 2018 op de Pergola te Hoorn op de bromfiets, welke op naam geregistreerd staat van de moeder van verdachte, heeft gereden. De door de verdediging naar voren gebrachte en terecht geconstateerde onduidelijkheid in de processen-verbaal staat hier niet aan in de weg.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 15 juni 2018 te Hoorn als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Pergola, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van vier (4) weken waarvan twee (2) weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken, dan wel een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij rekening wordt gehouden met de medische situatie van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 augustus 2020 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, uit welke veroordelingen de verdachte kennelijk geen enkele lering heeft getrokken. De verdachte gaat ook thans de verantwoordelijkheid voor zijn strafwaardige handelen uit de weg. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat slechts een vrijheidsbenemende straf als strafsoort in aanmerking komt. Aangezien de raadsvrouw heeft verklaard dat de verdachte geen stukken wenst over te leggen waaruit zijn medische situatie blijkt, ziet het hof geen aanleiding de verdachte een andere straf op te leggen dan hieronder vermeld.
Het hof acht, alles afwegende, een hechtenis van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107
en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 januari 2018 opgelegde voorwaardelijke hechtenis van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof komt op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan
een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt tot het oordeel dat de tenuitvoerlegging van de aan die proeftijd verbonden voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden gelast. Ook hetgeen omtrent de gezondheid van de verdachte naar voren is gebracht maakt dit niet anders, waarvoor wordt verwezen naar hetgeen hiervoor hieromtrent is overwogen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 januari 2018, parketnummer 96-192994-17,
te weten van:
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. M. Lolkema en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. L. Gouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 september 2020.
Mr. M. Lolkema en mr. M. van der Horst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 27 juni 2018.