Uitspraak
1.Het geding
1.8. De wrakingskamer heeft [gemachtigde] daarop bij e-mail van 23 oktober 2020 als volgt nader geïnformeerd:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekers, die zich niet konden verenigen met de samenstelling van de rechters in hun belastingzaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 23 september 2020, naar aanleiding van een beslissing om de mondelinge behandeling op 30 september 2020 digitaal te laten plaatsvinden in verband met de COVID-19 maatregelen. Verzoekers voerden aan dat de rechters niet onpartijdig waren, omdat zij volgens hen nationale wetgeving voorrang gaven boven Europese regelgeving. De raadsheren hebben echter in hun schriftelijke reactie aangegeven dat de gronden voor wraking niet gegrond waren en dat de digitale behandeling niet in strijd was met het EU-recht.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om de zitting digitaal te houden werd als een procedurele beslissing beschouwd, die op zichzelf geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekers niet tijdig waren met hun wrakingsverzoek, aangezien de feiten waar zij zich op beriepen al eerder bekend waren. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek.