ECLI:NL:GHAMS:2020:2800

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
000513-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in Afghanistan, die een schadevergoeding vroeg voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. Het verzoekschrift was op 4 juni 2020 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 30 juni 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 22 september 2020 was verzoeker niet aanwezig. Het verzoek betrof een vergoeding van € 3.182,60 voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en € 550,00 voor de verzoekschriftprocedure.

Het hof oordeelde dat de strafzaak, die eindigde zonder oplegging van straf of maatregel, niet voldoende gronden van billijkheid bood voor de toekenning van de volledige schadevergoeding. De advocaat-generaal adviseerde om 80% van de kosten toe te wijzen, maar het hof concludeerde dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de verdenking die tegen hem was gerezen. Verzoeker had op Schiphol een bommelding gedaan, wat leidde tot zijn aanhouding. Hoewel niet bewezen was dat hij opzettelijk de autoriteiten had willen misleiden, was zijn uitlating wel degelijk alarmerend geweest.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om verzoeker een vergoeding van € 550,00 toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, maar het overige verzoek werd afgewezen. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000513-20 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001994-19
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Afganistan) op [geboortedag] 1997,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. B.K. Hummen,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 4 juni 2020 ingekomen.
Op 30 juni 2020 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 22 september 2020 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 3.182,60;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 20 maart 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De advocaat-generaal heeft geadviseerd het onder a. verzochte tot een percentage van 80 toe te wijzen nu vast staat dat verzoeker de verdenking vooral aan zijn eigen gedrag te wijten heeft, althans niet gezegd kan worden dat de verdenking tegen verzoeker geheel buiten hem om is ontstaan.
De advocaat van verzoeker heeft gepersisteerd bij het verzoek.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft op Schiphol “voor de grap” een bommelding gedaan, als gevolg waarvan de autoriteiten ter plaatse in het geweer zijn gekomen en tot aanhouding van verzoeker zijn overgegaan. Het hof heeft geoordeeld dat niet overtuigend bewezen is dat bij verzoeker het oogmerk heeft voorgezeten een ander ten onrechte te doen geloven dat een bom aanwezig zou zijn. Dit oordeel laat onverlet dat verzoeker op Schiphol een uitlating heeft gedaan die, naar hij kon weten, tot alarmering van de plaatselijke autoriteiten heeft geleid. De uitlating heeft voorts de gerede verdenking doen ontstaan dat verzoeker zich schuldig zou hebben gemaakt aan het in artikel 142a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf. Onder deze omstandigheden acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand..
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 550,00.

4.Beslissing

Het hof :
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M.M.H.P. Houben en M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 6 oktober 2020.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Hummen advocatuur o.v.v. [verzoeker].
Amsterdam, 6 oktober 2020.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.