ECLI:NL:GHAMS:2020:2798
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na onterecht afgelegde verklaringen in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een gewezen verdachte, die schadevergoeding vroeg naar aanleiding van zijn voorlopige hechtenis en de ondergane verzekering. Het verzoekschrift was op 22 mei 2020 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 2 juli 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 22 september 2020 was de verzoeker niet aanwezig. De verzoeker stelde schade te hebben geleden ter hoogte van € 70.715,00 en daarnaast € 550,00 aan kosten voor rechtsbijstand. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 10 december 2012 in verzekering is gesteld en op 13 december 2012 in voorlopige hechtenis is genomen, waarna hij op 2 oktober 2013 weer in vrijheid is gesteld. Het hof oordeelde dat de verzoeker onwaarachtig had verklaard over zijn relatie met het slachtoffer, wat heeft bijgedragen aan de verdenking tegen hem. Het hof concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de verzochte schadevergoeding toe te kennen, maar dat er wel aanleiding was om de kosten voor rechtsbijstand van € 550,00 toe te kennen. De beslissing omvatte ook de verrekening van eerder opgelegde geldsommen aan de Staat. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken in de openbare zitting van het hof.