ECLI:NL:GHAMS:2020:2795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
000324-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en reiskostenvergoeding in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in Polen, die een schadevergoeding en reiskostenvergoeding vroeg in verband met een strafzaak. Het verzoekschrift is op 7 april 2020 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 12 augustus 2020 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 22 september 2020 was verzoeker niet aanwezig. Verzoeker claimde een schadevergoeding van € 210,00 voor ondergane verzekering, € 4.791,60 voor rechtsbijstand in de strafzaak, € 939,47 voor reiskosten en verblijfskosten, en € 550,00 voor rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure.

Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van de schadevergoeding van € 210,00. Voor de reiskosten en verblijfskosten oordeelde het hof dat de kosten gematigd moesten worden, omdat verzoeker niet kon uitleggen waarom de terugreis vier keer duurder was dan de heenreis. Uiteindelijk werd aan verzoeker een totale vergoeding van € 5.767,80 toegekend, inclusief de eerder genoemde schadevergoeding. Het hof wees het overige verzoek af en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan verzoeker. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000324-20 (530 Sv) en 000325-20 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002192-18
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1974,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.P.M. Kocken,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 7 april 2020 ingekomen.
Op 12 augustus 2020 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 22 september 2020 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 210,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.791,60;
reiskosten en verblijfskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 939,47;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 20 januari 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv
Verzoeker is op 15 januari 2018 in verzekering gesteld en op 17 januari 2018 in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering tot een bedrag van € 210,00 zoals verzocht.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv
Reis- en verblijfskosten
De kosten zijn door verzoeker als volgt gespecificeerd:
€ 144,89 (620 Zloty) voor een vliegticket heenreis;
€ 668,49 (2.860 Zloty) voor een vliegticket terugreis;
€ 126,20 (540 Zloty) voor een hotelovernachting.
De advocaat-generaal heeft geadviseerd tot toewijzing van de kosten tot een bedrag van:
€ 228,00 voor de heenreis;
€ 228,00 voor de terugreis;
€ 122,70 voor een hotelovernachting.
De reiskosten zijn door de advocaat-generaal berekend op grond van een kilometervergoeding van
€ 0,19, berekend over de afstand Amsterdam-Warschau (1.200 km).
In raadkamer heeft het hof de advocaat van verzoeker gevraagd toe te lichten waarom voor het ticket van de terugreis ruim vier maal duurder was dan het ticket voor de heenreis. De advocaat heeft aan dit verzoek niet kunnen voldoen. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de vergoeding voor reiskosten dient te worden gematigd.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van reis- en verblijfkosten tot een bedrag van:
  • € 300,00 aan reiskosten;
  • € 126,20 aan verblijfkosten.
Kosten rechtsbijstand
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 4.791,60.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 550,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 210,00 (tweehonderdtien euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 5.767,80 (vijfduizend zevenhonderdzevenenzestig euro en tachtig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M.M.H.P. Houben en M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 6 oktober 2020.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 5.977,80 (vijfduizend negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden KVDS advocaten o.v.v. [verzoeker].
Amsterdam, 6 oktober 2020,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.