ECLI:NL:GHAMS:2020:2779

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
23-004495-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij de tenlastelegging inhield dat hij op 12 juni 2018 in Amsterdam een vuistslag had gegeven aan het slachtoffer, wat leidde tot schade aan diens gebit. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot dezelfde straf, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een geldboete of een voorwaardelijke taakstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn kinderen en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, omdat er onvoldoende bewijs was over de aard van het letsel en de noodzaak van medisch ingrijpen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op zwaar lichamelijk letsel, maar heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De straf is uiteindelijk vastgesteld op 40 uren taakstraf, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot de opgelegde taakstraf en de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag heeft gelast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004495-18
datum uitspraak: 17 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-113966-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met kracht, met gebalde vuist tegen zijn gezicht/gelaat en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere afgebroken en/of losgekomen en/of verwijderde en/of uit de mond geslagen tand(en) ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het strafverzwarende gevolg, nu het letsel van de aangever niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat de verdachte de aangever [slachtoffer] op 12 juni 2018 in Amsterdam een vuistslag in diens gezicht heeft gegeven, hetgeen de verdachte ook heeft bekend. Voorts stelt het hof vast dat de aangever ten gevolge van die klap schade aan de voorzijde van zijn gebit heeft opgelopen.
Vooropgesteld dient te worden dat, naast het bepaalde in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), lichamelijk letsel als ‘zwaar’ kan worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, is van belang de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Het dossier bevat onvoldoende informatie omtrent de exacte aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van tandheelkundig/ medisch ingrijpen en het al dan niet bestaan van uitzicht op (volledig) herstel. Hetgeen hieromtrent uit het dossier volgt – zoals de verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris dat hij “bijna twee tanden mist” en “nog onder behandeling is bij de tandarts” – is ontoereikend om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juni 2018 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met kracht, met gebalde vuist tegen zijn gezicht te stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een geldboete, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke taakstraf aan de verdachte op te leggen. Daartoe heeft zij onder meer gewezen op de rol van de aangever bij het tenlastegelegde, de omstandigheid dat de verdachte de zorg draagt voor zijn zes kinderen, waarvan er vijf minderjarig zijn, alsmede het feit dat hij al jaren niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Indien het hof een geldboete niet passend acht, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht een (gedeeltelijk) voorwaardelijke taakstraf aan de verdachte op te leggen en de teruggave van het beslag te gelasten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich naar aanleiding van een verkeersruzie schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer een harde vuistslag in zijn gezicht te geven. Dit getuigt van onbeheerst gedrag. Door aldus te handelen heeft de verdachte bovendien op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die hierdoor pijn heeft geleden en onder andere gebitsschade heeft bekomen. Het handelen van de verdachte is des te kwalijker, omdat het heeft plaatsgevonden op straat zodat omstanders hiervan getuige zijn geweest. Feiten als het onderhavige kunnen bijdragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 augustus 2020 is hij eerder ter zake van soortgelijke delicten onherroepelijk veroordeeld. Gelet op het tijdsverloop sinds die veroordelingen zal het hof deze omstandigheid niet ten nadele van de verdachte wegen bij de strafoplegging.
Hoewel niet kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, is het letsel van het slachtoffer wel dermate ernstig dat een geldboete, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf, geen passende sanctie is. Gezien de ernst van het feit acht het hof in beginsel de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend. Gelet op het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde, de rol van het slachtoffer bij het tenlastegelegde, de toepasselijkheid van artikel 63 Sr en de omstandigheid dat de verdachte zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven, acht het hof echter, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag ter hoogte van € 440,00 (goednummer: 5586321).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van
mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2020.
mr. A.M. Kengen en mr. A.S.E. Evelo zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]