In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij de tenlastelegging inhield dat hij op 12 juni 2018 in Amsterdam een vuistslag had gegeven aan het slachtoffer, wat leidde tot schade aan diens gebit. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot dezelfde straf, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een geldboete of een voorwaardelijke taakstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn kinderen en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, omdat er onvoldoende bewijs was over de aard van het letsel en de noodzaak van medisch ingrijpen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op zwaar lichamelijk letsel, maar heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De straf is uiteindelijk vastgesteld op 40 uren taakstraf, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot de opgelegde taakstraf en de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag heeft gelast.