De raadsman heeft in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging omdat, door het handelen van onder gezag van het openbaar ministerie opererende opsporingsambtenaren, doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat in hoger beroep, ook na de verhoren door de raadsheer-commissaris van de betrokken verbalisanten en de schriftelijke beantwoording van vragen door de betrokken zaaksofficieren, overeind is gebleven dat in de onderbouwing van de vordering van 4/5 september 2014 bij de rechter-commissaris tot doorzoeking van verdachtes woning, onwaarheden stonden.
De zaaksofficier was, ruim voordat die vordering bij de rechter-commissaris is gedaan, op de hoogte van deze onwaarheden. Hij had immers zelf op 19 augustus 2014 de letterlijke uitwerking van een van de onderliggende verhoren bevolen en deze op 24 augustus 2014 ontvangen. Toch is die verbatim uitwerking niet bij de vordering van 4/5 september 2014 gevoegd. De rechter-commissaris heeft bij gelegenheid van de voorgeleiding op 12 september 2014 de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig verklaard, evenals - mondeling - de door haar toegestane doorzoeking op
9 september 2014, bij gelegenheid waarvan de in de tenlastelegging opgenomen wapens en munitie zijn aangetroffen. De rechter-commissaris is, aldus de raadsman, door het openbaar ministerie en de politie misleid met een gefabriceerde verdenking jegens de verdachte.
Deze zeer ernstige fouten, aldus de raadsman, zijn niet hersteld. Ze zijn alle begaan voorafgaand aan de doorzoeking die tot de wapenvondst heeft geleid. Pas daarna is aard en omvang van de onjuistheden in de aanvraagdocumentatie duidelijk geworden. De raadsman heeft nog gewezen op recente jurisprudentie waarin gelijksoortige gevallen van onzorgvuldige, onjuiste of onwaarachtige processen-verbaal aan de orde waren en heeft bepleit dat sprake is van een structureel verzuim en van een bestendig onrechtmatige praktijk door de opsporing die het hof volgens de verdediging zou moeten brengen tot een duidelijke corrigerende reactie, in de vorm van een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.