ECLI:NL:GHAMS:2020:276

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
23-001222-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van wetenschap van aanwezigheid van verdovende middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hasjiesj op 14 april 2014 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing kwam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen en een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Echter, het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering niet voldeed aan de vereiste mate van zekerheid voor een bewezenverklaring. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de griffier aanwezig was. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 4 februari 2020.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001222-17
Datum uitspraak: 4 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-701720-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 8,58 kilogram hennep (Item 4739385) en/of 24,9 gram hasjiesj (Item 4739386), in elk geval een hoeveelheid van (in totaal) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. P. Greve en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 februari 2020.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]