ECLI:NL:GHAMS:2020:2744

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
23-004214-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van strafoplegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 november 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Turkije in 1962, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal van rookwaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op slinkse wijze de rookwaren had weggenomen en dat er voldoende bewijs was voor de diefstal. De verdachte had zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal, wat leidde tot financiële schade voor de gedupeerden. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken geëist, maar het hof heeft besloten om de straf te matigen en een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van vier weken, waarbij de verdachte al een behandeling ondergaat voor zijn problematiek. De vordering van de benadeelde partij, die € 307,79 bedroeg, is toegewezen, en het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te vergoeden. Het hof heeft de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2018 vastgesteld en de beslissing van de politierechter op andere punten bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004214-18
datum uitspraak: 16 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-702702-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 september 2019 en 2 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Voorts zal het hof een in hoger beroep gevoerd verweer bespreken.

Bespreking van een bewijsverweer

De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake zou zijn geweest van een misverstand. De verdachte zou, nadat hij de sigaretten in zijn zak had gestoken, naar buiten zijn gelopen omdat hij een telefoontje kreeg. Zijn vriendin zou bij de kassa de sigaretten hebben proberen af te rekenen.
Het hof maakt uit het dossier het volgende op. De verdachte en zijn toenmalige vriendin kwamen bij de [winkel] aan de balie met verschillende goederen, waaronder rookwaren. De verdachte stopte gedurende dit proces de rookwaren in zijn zak en verliet de winkel nog voordat de betaling was afgerond. De vriendin van de verdachte had enkel het pasje van de verdachte, maar niet de pincode en vroeg of zij naar buiten mocht lopen om de pincode aan de verdachte te vragen. Een medewerker trof de verdachte buiten aan, waarbij de verdachte zichtbaar schrok. Eenmaal naar binnen geleid, werd de verdachte in de gelegenheid gesteld om alsnog te betalen. Er bleek onvoldoende saldo op zijn rekening te staan.
Het hof leidt uit de hiervoor omschreven omstandigheden en de uiterlijke verschijningsvorm daarvan af dat de verdachte een truc toepaste om zonder te betalen met de rookwaren de winkel te kunnen verlaten. Het hof wordt in dit oordeel gesterkt nu deze modus operandi overeenkomt met de werkwijze van de verdachte bij het feitencomplex van het onder 2 –en door de verdachte erkende - bewezenverklaarde.
De omstandigheden dat de verdachte snel naar buiten liep met de rookwaren op het moment dat de betaling nog niet afgerond was, de verdachte schrok toen hij werd geconfronteerd door de medewerker en onvoldoende saldo op zijn rekening had staan om überhaupt aan de betaling te kunnen voldoen, maken dat naar het oordeel van het hof de diefstal van de rookwaren wettig en overtuigend bewezen is.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en zoals deze zijn opgesomd in het vonnis. Na het eventueel instellen van beroep in cassatie zal het vonnis worden aangevuld met de uitgewerkte bewijsmiddelen.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 weken.
De raadsman heeft verzocht om toepassing van artikel 9a Sr, dan wel de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf. De verdachte ondergaat reeds een zware behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden die zijn gesteld in een andere strafzaak en die hem mogelijk perspectief geeft op een betere toekomst.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal van goederen. De verdachte heeft de goederen op slinkse wijze weggenomen en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. De verdachte heeft voorts financiële schade en overlast voor de gedupeerden veroorzaakt. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 september 2020 is hij meermalen onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Blijkens de LOVS oriëntatiepunten pleegt in soortgelijke gevallen met veelvuldige recidive een maand gevangenisstraf per feit te worden opgelegd. Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte reeds een benodigde behandeling voor zijn problematiek volgt in een kliniek en het ziet daarin aanleiding om de straf te matigen en gedeeltelijk in voorwaardelijke vorm op te leggen. De veelvuldige recidive van de verdachte verzet zich echter tegen oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 307,79. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 287,14. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien niet is gebleken of de vordering ook in de zaak van de medeverdachte is ingediend. Daarbij heeft de raadsman verzocht de eventueel te bepalen schade te matigen met de btw over de gestolen artikelen, nu enkel btw afgedragen dient te worden over verkochte artikelen.
Het hof stelt voorop dat de vordering ziet op het onder 2 bewezenverklaarde feit waarbij geen medeverdachte betrokken is. Het hof overweegt voorts dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden bestaande uit onder andere de gestolen goederen inclusief btw.
Het hof overweegt daartoe dat de benadeelde partij een ondernemer is. De vordering ziet op de goederen die niet betaald zijn. Voor een ondernemer geldt dat hij over zijn omzet altijd btw (die hij bij zijn klanten in rekening brengt) aan de fiscus moet afdragen. Krijgt een ondernemer niet betaald voor een door hem geleverd product, dan moet hij wel de btw aan de fiscus afdragen, maar heeft hij deze niet bij zijn klant kunnen innen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de toewijzing van de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade meebrengt dat de verdachte alsnog veroordeeld is tot nakoming van zijn verplichting tot betaling van de oorspronkelijke productprijzen (vgl. HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:512). De btw zit bij die productprijs inbegrepen, zodat het hof voorbij gaat aan het verweer van de raadsman. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 307,79 (driehonderdzeven euro en negenenzeventig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 307,79 (driehonderdzeven euro en negenenzeventig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 oktober 2018.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. H.A. van Eijk en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 oktober 2020.
mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]