ECLI:NL:GHAMS:2020:274

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
23-004577-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling van een ambtenaar met putatief noodweer als verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Syrië in 1994, was beschuldigd van mishandeling van een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie op 27 januari 2018 te Amsterdam. De verdachte had tijdens een demonstratie een ambtenaar, die in burgerkleding was, geslagen, omdat hij dacht dat hij werd aangevallen door een groep mannen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was dat de betrokken mannen politiebeambten waren, aangezien zij zich niet kenbaar hadden gemaakt als zodanig. Hierdoor kon de verdachte een beroep doen op putatief noodweer. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat hij in een verontschuldigbare dwaling verkeerde over de situatie. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en de verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, de ambtenaar, had een schadevergoeding gevorderd, maar het hof verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004577-18
Datum uitspraak: 4 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-040433-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, een ambtenaar, [benadeelde], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] één- of meermalen - (met een vuistslag) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of - op/tegen de benen, althans het lichaam, te trappen en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Partiele vrijspraak van het ten laste gelegde

Het hof is met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het mishandelen van een ambtenaar gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, reeds omdat de verdachte zich ten tijde van het strafbare feit niet bewust was van het feit dat [benadeelde] een ambtenaar in functie was. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat [benadeelde] en zijn collega’s in zijn directe nabijheid in burgerkleding waren en uit de ter terechtzitting afgespeelde beelden (met geluid) volgt niet dat [benadeelde] c.s. zich kenbaar hebben gemaakt als politiebeambten. Het hof spreekt de verdachte in zoverre vrij.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2018 te Amsterdam, [benadeelde], heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] één maal tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hiertoe het volgende. Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast. Op 27 januari 2018 nam de verdachte te Amsterdam deel aan een demonstratie tegen de situatie in Syrië. Op een gegeven moment werd de verdachte door een drietal mannen zodanig bejegend dat hij meende dat hij werd aangevallen. Ook werd de verdachte door zijn belagers ingesloten, waardoor hij niet weg kon komen, waarop de verdachte een van hen in diens gezicht heeft geslagen/gestompt.
Feit is dat deze belagers in burger geklede mannen politiebeambten waren. De verdachte heeft zowel bij zijn verhoor bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep verklaard dat hij dit niet wist en daarmee een beroep op putatief noodweer gedaan.
Alhoewel de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep het in eerste aanleg gedane beroep op putatief noodweer desgevraagd niet heeft gehandhaafd en enkel heeft gesteld dat er sprake was van noodweer (maar niet uitdrukkelijk heeft onderbouwd), is het hof van oordeel dat de verdachte een dergelijk beroep op putatief noodweer wel toekomt. De politiebeambten waren in burger gekleed en derhalve niet aan hun kleding als zodanig herkenbaar. De verdachte verbleef ten tijde van het strafbare feit pas een half jaar in Nederland en beheerste de Nederlandse taal nog niet. Alhoewel de politiebeambten verklaren tegen de verdachte hebben geroepen dat zij van de politie waren, is dit op het geluid bij de beelden, getoond en beluisterd ter terechtzitting in hoger beroep, niet te horen. Ook hebben de politiebeambten niet op enig andere wijze aan de verdachte duidelijk gemaakt met wie hij te maken had. Het hof is onder deze zeer specifieke omstandigheden van oordeel dat sprake is van verontschuldigbare dwaling, de verdachte kon en mocht menen dat hij zich tegen een wederrechtelijke aanval door een drietal hem onbekende mannen moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan. Dit brengt met zich mee dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot materiele schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en geen toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. R.D. van Heffen en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2020.
Mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]