ECLI:NL:GHAMS:2020:2724

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
23-004348-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor winkeldiefstal met voorwaardelijke straf en taakstraf

Op 15 oktober 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Somalië in 1987, was eerder veroordeeld voor diefstal en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 28 november 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 november 2019 in Amsterdam wijn en Pampers heeft gestolen uit een winkel. De tenlastelegging werd door het hof bewezen verklaard, maar andere tenlasteleggingen werden niet bewezen. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van twintig uren opgelegd. Het hof heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte, maar ook met positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals maatschappelijke opvang en begeleid wonen. De beslissing om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen was gebaseerd op de wens om de positieve ontwikkelingen van de verdachte niet te verstoren. De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd ook behandeld, maar het hof besloot in plaats daarvan een taakstraf op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004348-19
datum uitspraak: 15 oktober 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-278654-19 en 13-701322-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 oktober 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 20 november 2019 te Amsterdam, wijn, pampers en/of andere winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2019 te Amsterdam, wijn en Pampers, toebehorende aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van winkelgoederen, toebehorende aan [winkel]. Diefstal is een hinderlijk feit, dat in het algemeen naast financiële schade ook hinder en overlast voor de gedupeerde veroorzaakt.
Het hof rekent dit de verdachte aan. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 september 2020 is hij bovendien herhaaldelijk eerder ter zake van diefstal onherroepelijk veroordeeld. Het hof heeft daarnaast echter acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het dossier en ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, en de omstandigheid dat aan hem op 26 augustus van dit jaar de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders in voorwaardelijke vorm is opgelegd.
Uit de reclasseringsrapportages van 21 september 2020 en uit hetgeen de gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht blijkt dat er inmiddels sprake is van maatschappelijke opvang en begeleid wonen. Tevens ontvangt de verdachte leefgeld.
Een vrijheidsbenemende straf zou ervoor kunnen zorgen dat de – voorzichtig – positieve
ontwikkelingen in het leven van de verdachte doorkruist worden, aldus de raadsman.
Het hof acht in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd, passend. In het voorgaande ziet het hof echter aanleiding om de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarnaast zal het hof een taakstraf aan de verdachte opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 september 2019 met parketnummer 13-701322-19 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof de proeftijd met 1 jaar zal verlengen. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten en de gevangenisstraf zal omzetten in een taakstraf voor de duur van 20 uur, bij niet-uitvoering te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 september 2019 met parketnummer 13-701322-19, te weten een gevangenisstraf van 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A.R.O. Mooy in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 oktober 2020.
mr. A.R.O. Mooy en mr. J.L. Bruinsma zijn buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]