Op 9 oktober 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 april 2019. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van een medewerkster van een zonnestudio. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een voorwaardelijk deel van 20 uren en een proeftijd van 1 jaar. In hoger beroep heeft het hof de opgelegde straf herzien en bepaald dat de verdachte een geldboete van € 500,00 moet betalen, alsook 10 dagen hechtenis, die kan worden omgezet in gijzeling bij niet-betaling.
Het hof heeft de beslissing van de politierechter omtrent de schadevergoedingsmaatregel ook herzien. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 648,16, waarvan in eerste aanleg € 448,16 was toegewezen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep opnieuw beoordeeld en heeft besloten om de vordering tot schadevergoeding van € 448,16 toe te wijzen, bestaande uit materiële schade van € 248,16 en immateriële schade van € 200,00. De advocaat-generaal had de vordering ondersteund, terwijl de verdediging deze betwistte.
Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, die voor het eerst in aanraking kwam met justitie, niet opnieuw met de wet in aanraking is gekomen sinds het bewezen verklaarde feit. Dit heeft geleid tot een mildere strafmaat dan oorspronkelijk opgelegd door de politierechter. De uitspraak van het hof bevestigt het vonnis van de politierechter voor het overige, met inachtneming van de aanpassingen die zijn gedaan met betrekking tot de straf en de schadevergoedingsmaatregel.