In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1963, was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige partner. De zaak kwam voort uit een incident waarbij de verdachte zijn partner met gestrekte armen en beide handen haar keel dichtkneep. Ondanks het ontbreken van letsel aan de nek van het slachtoffer, oordeelde het hof dat er voldoende wettig bewijs was voor een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar vernietigde de opgelegde gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en legde in plaats daarvan een taakstraf van 120 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor huiselijk geweld. De verdachte had inmiddels hulp gezocht en een behandeling afgerond om huiselijk geweld tegen te gaan. Het hof besloot de verdachte een laatste kans te geven, maar benadrukte de noodzaak van een passende straf om herhaling te voorkomen.