ECLI:NL:GHAMS:2020:2640

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
23-001884-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De betrokkene, geboren in Vietnam in 1958, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een geldbedrag van € 33.296,25 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was gebaseerd op de opbrengsten van een hennepkwekerij die in de woning van de betrokkene was aangetroffen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 september 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat de betrokkene in de periode van 1 juni 2016 tot 3 oktober 2016 hennep heeft geteeld. De opbrengst van deze hennepteelt werd geschat op € 33.296,25, maar het hof heeft geoordeeld dat dit bedrag pondspondsgewijs moest worden toegerekend aan de betrokkene, aangezien er waarschijnlijk ook andere personen bij de hennepkwekerij betrokken waren.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de betrokkene de verplichting opgelegd om € 16.648,00 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de berekeningen van de bruto opbrengst en de kosten die zijn gemaakt in de kweekruimte. Het hof heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001884-19
datum uitspraak: 2 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-006761-18 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Vietnam) op [geboortedag] 1958,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 33.296,25.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter van 8 mei 2019 veroordeeld ter zake van -kort gezegd- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van diefstal.
Voorts heeft de politierechter bij vonnis van 8 mei 2019 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 33.296,25 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van heden veroordeeld ter zake van
-kort gezegd- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van diefstal.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 33.296,25 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen, aangezien de verdediging in de strafzaak vrijspraak heeft bepleit.
Er zijn voldoende aanwijzingen zijn dat de betrokkene in de periode van 1 juni 2016 tot
3 oktober 2016 hennep heeft geteeld en daarmee uit een ander strafbaar feit dan waarvoor zij bij strafarrest van heden van het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient haar te worden ontnomen. In het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 19 oktober 2017 is onder meer vermeld dat een in werking zijnde hennepkwekerij met 297 hennepplanten is aangetroffen in de woning aan [adres 2], welke op naam van de betrokkene stond. Het hof gaat uit van de in het rapport neergelegde onderzoeksbevindingen, die leiden tot de conclusie dat, voorafgaand aan de aangetroffen kweek, één oogst is gerealiseerd, onder meer omdat de koolstoffilters vervuild waren, lege jerrycans van groeimiddelen in de woning zijn aangetroffen en gelet op de overige verontreiniging van de ruimte en materialen.
Ontnemingsperiode
In de hierna vermelde berekening wordt uitgegaan van één reeds eerder gerealiseerde oogst, waarbij het hof tevens uitgaat van 12 hennepplanten per m2. In het ontnemingsrapport, dat mede is gebaseerd op het rapport BOOM dat in delen als bijlage bij het ontnemingsrapport is gevoegd, is het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt berekend:
Aantal kweekruimtes: 1
Vaststelling opbrengst per oogst in de kweekruimte
Aangetroffen planten
In de kweekruimte stonden 297 hennepplanten. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 26,6 m2.
Opbrengst hennep per plant
De opbrengst aan hennep per plant van de kweekruimte is volgens de tabel BOOM minimaal 29,6 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 297 planten x 29,6 gram = 8,7912 kilogram.
Financiële opbrengst per oogst
Volgens het rapport BOOM bedraagt de verkoopprijs van hennep minimaal € 4.070,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 8,7912 kilogram x € 4.070,00 =
€ 35.780,18.
Kostenberekening in de kweekruimte
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport BOOM als volgt:
Afschrijvingskosten: € 200,00 (Tabel pag. 3 BOOM rapport van 1-11-2010)
Hennepstekken: € 1.131,57 (€ 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten: € 1.152,36 (€ 3,88 per stek/plant)
Totaal aan kosten: € 2.483,93 per oogst
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Het netto wederrechtelijk voordeel wordt gesteld op:
De kweekruimte
Bruto opbrengst 1 oogst x € 35.780,18 = € 35.780,18
Totale kosten 1 oogst x € 2.483,93 = -/- € 2.483,93
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 33.296,25
Het uit de oogst wederrechtelijk verkregen voordeel wordt aldus geschat op een bedrag van
€ 33.296,25
In de aan deze ontnemingszaak ten grondslag liggende strafzaak is de betrokkene veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt. Een veroordeling ter zake van medeplegen van een misdrijf impliceert in de regel dat het (door dat misdrijf verkregen) voordeel aan verschillende personen ten goede is gekomen. Aannemelijk is dat tenminste één ander bij de hennepkwekerij betrokken was. Over het aantal andere personen die betrokken waren bij de hennepkwekerij en over de omvang van hun werkzaamheden heeft de betrokkene geen verklaring afgelegd. Het dossier bevat hierover evenmin aanwijzingen. Nu de omstandigheden van het geval onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een andere toerekening, zal het hof er van uitgaan dat één andere persoon betrokken was bij de kwekerij. Op basis van een pondspondsgewijze toerekening wordt om die reden de helft van het geschatte wederrechtelijk voordeel aan de betrokkene toegerekend.
Gelet hierop zal het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs toerekenen aan de betrokkene en het aan de betrokkene toegekomen gedeelte – afgerond – schatten op € 33.296,25: 2 =
€ 16.648,00.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door haar wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 16.648,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
16.648,00 (zestienduizend zeshonderdachtenveertig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 16.648,00 (zestienduizend zeshonderdachtenveertig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 oktober 2020.
=========================================================================
[…]