In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Vietnam in 1958, was eigenaar van een woning waar een hennepkwekerij met 297 hennepplanten werd aangetroffen. De verdachte had verklaard dat zij de woning verhuurde en daar zelf niet woonachtig was, maar het hof achtte deze verklaringen ongeloofwaardig. Het hof baseerde zijn oordeel op getuigenverklaringen van buurtbewoners die de verdachte regelmatig bij de woning hadden gezien, en op de omstandigheden die duidden op een actieve betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het hof vernietigde dit vonnis ten aanzien van de strafoplegging en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de gezondheidstoestand van de verdachte en haar recidive. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.