ECLI:NL:GHAMS:2020:2620
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Cessie en rechtsgeldigheid van vorderingen in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een cessie van vorderingen. De eisende partij, [X] Nieuw, vorderde betaling van bedragen die volgens haar ten onrechte onder een bankgarantie waren getrokken door de appellanten. De bankgarantie was afgegeven door ABN Amro bank in opdracht van [X] Projectontwikkeling B.V., dat later haar naam wijzigde naar [X] Steengoed B.V. en een nieuwe vennootschap oprichtte met de naam [X] Projectontwikkeling B.V. (hierna: [X] Nieuw). In eerste aanleg werd geoordeeld dat [X] Nieuw als procespartij moest worden aangemerkt en dat de vordering van [X] Oud rechtsgeldig was overgedragen aan [X] Nieuw. Dit oordeel werd in hoger beroep niet betwist.
Echter, het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat een levering krachtens een geldige titel had plaatsgevonden. De akte van cessie was ongedateerd en de overeenkomst die de overdracht bevestigde, was pas na de cessieakte opgemaakt. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de overdracht eerder dan of gelijk met de cessieakte tot stand was gekomen. Het hof concludeerde dat [X] Nieuw geen rechthebbende was van de vorderingen, waardoor haar vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. De vorderingen tegen de Kopers werden afgewezen, met uitzondering van die tegen geïntimeerde sub 8, die niet was verschenen. Het hof bekrachtigde het vonnis waarvan beroep, met een veroordeling van [X] Nieuw in de proceskosten van de andere partijen.