ECLI:NL:GHAMS:2020:2608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
200.246.245/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake verhoging deskundigenvoorschot in ondernemingsrechtelijke geschil

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een geschil tussen twee partijen, [A] en [B], over de verhoging van een deskundigenvoorschot. De Ondernemingskamer had eerder, op 19 november 2019, een deskundigenonderzoek gelast en een voorschot van € 15.000 vastgesteld. Naar aanleiding van een verzoek van de deskundige, drs. P.C.H. Poortvliet RA RV, om het voorschot te verhogen, heeft de Ondernemingskamer de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten hierover kenbaar te maken. [A] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verhoging, terwijl [B] dit wel deed, stellende dat het oorspronkelijke voorschot voldoende zou zijn voor de werkzaamheden van de deskundige.

De Ondernemingskamer heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de verhoging van het voorschot met € 2.000, inclusief BTW, gerechtvaardigd is. Dit bedrag is gebaseerd op de extra werkzaamheden die de deskundige heeft aangegeven te moeten verrichten. De Ondernemingskamer heeft bepaald dat [B] het aanvullende voorschot moet voldoen en dat de griffier de deskundige hiervan op de hoogte zal stellen na betaling. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 20 oktober 2020 voor het deskundigenbericht, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Dit arrest is uitgesproken op 15 september 2020 door de Ondernemingskamer, met vermelding van de betrokken rechters en de griffier.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.246.245/o1 OK
zaak-/rolnummer rechtbank Limburg : C/03/236515 HA ZA 17-309
arrest van de Ondernemingskamer van 15 september 2020
inzake
[A],
wonende te [....] ,
APPELLANTE,
advocaat:
mr. E.Ph. Roelofs, kantoorhoudende te Heerlen,
t e g e n
[B],
wonende te [....] ,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. J.H.M. Daniëls, kantoorhoudende te Sittard.

1.Het verdere verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [A] en [B] genoemd.
1.1
De Ondernemingskamer heeft in deze zaak op 24 september 2019 en op 19 november 2019 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep wordt naar die arresten verwezen.
1.2
Bij arrest van 19 november 2019 heeft de Ondernemingskamer gelast dat een deskundigenonderzoek zal plaatsvinden door drs. P.C.H. Poortvliet RA RV. Daarbij is voor de door de deskundige uit te voeren werkzaamheden een voorschot van € 15.000 bepaald. Naar aanleiding van een e-mail van de deskundige (en uitlating hierover door partijen) heeft de Ondernemingskamer de deskundige bij brief van haar secretaris van 7 augustus 2020 verzocht een geregistreerde taxateur/makelaar de opdracht te verschaffen het bedrijfspand per 31 december 2015 te waarderen, bepaald dat de kosten ten laste van het reeds betaalde voorschot gebracht kunnen worden en de deskundige verzocht een (dreigende) overschrijding van het voorschot zo tijdig mogelijk aan de Ondernemingskamer mede te delen. Bij e-mail van 31 augustus 2020 heeft de deskundige de Ondernemingskamer verzocht het voorschot te verhogen. De e-mail vermeldt:
“Het toegekende voorschot bedraagt € 15.000 (incl. BTW). De huidige besteding incl. BTW is € 13.500. De kosten van de taxatie bedragen € 1.350 en ik verwacht nog circa € 2.000 kosten te maken in verband met afstemming taxateur, verwerken taxatie in waardeberekening en taxatierapport, reactie op opmerkingen partijen en uitbrengen definitief deskundigenbericht. Dit maakt dat ik de kosten nu raam op (afgerond) € 17.000, een overschrijding van € 2.000 ten opzichte van het oorspronkelijke voorschot.
1.3
Van de door de Ondernemingskamer geboden gelegenheid zich uit te laten over de in 1.2 weergegeven verzochte verhoging van het voorschot, hebben [A] (bij e-mail van 1 september 2020) en [B] (bij e-mail van 3 september 2020) gebruik gemaakt.

2.Verdere beoordeling

2.1
[A] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door de deskundige verzochte verhoging van het voorschot. [B] heeft dat wel gedaan in zijn in 1.3 genoemde uitlating; volgens hem moet het voorschot van € 15.000 ruim voldoende zijn voor de deskundige om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren en is een verhoging niet aan de orde.
2.2
Een bedrag van € 2.000, inclusief de verschuldigde omzetbelasting, voor de door de deskundige genoemde (extra) werkzaamheden komt de Ondernemingskamer, gegeven de door hem gegeven toelichting van de nog te verrichten werkzaamheden en de kosten van de taxatie (€ 1.350), die onvoldoende door partijen is weersproken, redelijk voor. De Ondernemingskamer zal het voorschot verhogen met het door de deskundige verzochte bedrag van € 2.000, inclusief de verschuldigde omzetbelasting.
2.3
Gezien het in 3.9 van het arrest van 24 september 2019 vermelde uitgangspunt, zal worden bepaald dat [B] het aanvullend voorschot van € 2.000, inclusief de verschuldigde omzetbelasting, dient te voldoen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
verhoogt het bedrag van het bij arrest van 19 november 2019 bepaalde voorschot op de kosten met € 2.000, inclusief de verschuldigde omzetbelasting, en bepaalt dat [B] het aanvullend voorschot dient te voldoen; [B] zal daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota ontvangen met betaalinstructies; het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende verhoogd voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen;
verwijst de zaak naar de rol van 20 oktober 2020 voor deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. J.S.T. Tiemstra RA en mr. D.E.M. Aleman MBA, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 15 september 2020.