ECLI:NL:GHAMS:2020:2605

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
200.169.440/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsbepaling na deskundigenonderzoek in hoger beroep

In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenarrest van 28 augustus 2018, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep over de huurprijs van een gehuurde onroerende zaak aan de Leidsegracht 111 te Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen de appellant, vertegenwoordigd door mr. J.A. Tuinman, en de geïntimeerde, AMSTERDAM–INN B.V., vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. Het hof heeft vastgesteld dat er twijfels bestonden over het rapport van de eerder benoemde deskundige, de Bedrijfshuuradviescommissie (BHAC), en heeft daarom een nieuw deskundigenonderzoek gelast. De partijen hebben gezamenlijk een nieuwe deskundige aangesteld, die op 26 september 2019 een rapport heeft uitgebracht waarin een huurprijs van € 180.000,- per jaar werd geadviseerd, exclusief btw. Beide partijen hebben verklaard zich te kunnen vinden in dit advies.

Het hof heeft de huurprijs per 13 september 2012 vastgesteld op € 180.000,- exclusief btw, en de eerdere vonnissen van de kantonrechter vernietigd. Tevens is bepaald dat de kosten van het geding in eerste aanleg door iedere partij zelf gedragen worden, terwijl de kosten van het principaal hoger beroep voor rekening van Centre Hotel komen. Het hof heeft ook de terugbetaling van teveel betaalde huurpenningen aan Centre Hotel door de appellant gelast, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.169.440/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 2784406 CV EXPL 14-4437
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 september 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.A. Tuinman te Amsterdam,
tegen
AMSTERDAM–INN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer [appellant] en Centre Hotel genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 28 augustus 2018 een (derde) tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Op 12 december 2018 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door respectievelijk mr. Tuinman voornoemd en mr. C.G.M. Oosterwijk, advocaat te Amsterdam. Beide advocaten hebben hun spreekaantekeningen overgelegd. Partijen hebben vragen beantwoord en overleg gepleegd over een (algehele of gedeeltelijke) minnelijke oplossing van hun geschil. Het van de zitting opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte overlegging deskundigenrapporten, met producties, van de zijde van [appellant] ;
- antwoordakte naar aanleiding van deskundigenrapportage, van de zijde van Centre Hotel.
Ten slotte is weer arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest van 28 augustus 2018 is overwogen dat in dit geding moet worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de benoeming door de kantonrechter van de Bedrijfshuuradviescommissie (verder: de BHAC) als deskundige, maar bij het hof zoveel twijfels zijn gerezen over de inhoud van het door de BHAC uitgebrachte rapport, dat een nieuw onderzoek door een of meer andere deskundige(n) noodzakelijk is. Het hof heeft een comparitie van partijen gelast om met partijen te overleggen over de wijze van uitvoering van dat deskundigenonderzoek.
2.2
Partijen hebben vervolgens gezamenlijk ir. [deskundige] van het kantoor [bedrijf] de opdracht gegeven op basis van artikel 7:303 BW advies uit te brengen over de huurprijs van het gehuurde per 1 september 2012. Deze deskundige heeft op 26 september 2019 een rapport uitgebracht, waarin hij per 1 september 2012 een huur adviseert van € 180.000,= exclusief btw per jaar.
2.3
In hun laatste akten hebben beide partijen verklaard zich te kunnen vinden in het advies. Het hof zal dat advies dan ook overnemen en de tussen partijen geldende huur per 13 september 2012 vaststellen op € 180.000,= per jaar exclusief btw. In zoverre slagen dus de grieven in het principale appel. Het hof roept in herinnering dat per datum van de inleidende dagvaarding de huur € 245.031,48 exclusief btw per jaar bedroeg en dat de kantonrechter bij het bestreden eindvonnis op grond van het advies van de BHAC de huur (in stappen) heeft verlaagd tot € 84.200,= exclusief btw per jaar.
2.4
In haar grief in incidenteel appel heeft Centre Hotel bezwaar gemaakt tegen het stapsgewijze karakter van de door de kantonrechter uitgesproken huurverlaging. Nu de huurverlaging zoveel minder ingrijpend wordt, bestaat hoe dan ook geen reden meer de verlaging in stappen door te voeren, wat van dat aspect van de beslissing van de kantonrechter overigens ook zij.
2.5
Het voorgaande betekent dat de bestreden vonnissen niet in stand kunnen blijven. Nu de huur wel wordt verlaagd, maar veel minder dan Centre Hotel heeft gevorderd, is het passend dat de kosten van het geding in eerste aanleg, inclusief die van het rapport van de BHAC, worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kosten van het principale appel, inclusief de beide incidenten, moeten worden gedragen door Centre Hotel. De kosten van het incidentele appel zullen eveneens worden gecompenseerd.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 december 2014 en 30 maart 2015;
en opnieuw rechtdoende:
stelt de huurprijs van het gehuurde aan de Leidsegracht 111 te Amsterdam per 13 september 2012 vast op € 180.000,= exclusief btw per jaar;
veroordeelt [appellant] tot terugbetaling aan Centre Hotel van hetgeen Centre Hotel sinds 13 september 2012 meer aan huurpenningen mocht hebben betaald dan zij op grond van het voorgaande is verschuldigd, verhoogd met de wettelijke rente daarover vanaf de betaling tot de terugbetaling;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg (inclusief die van het BHAC-rapport en de beslagkosten) aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt Centre Hotel tot terugbetaling van hetgeen [appellant] op grond van het vernietigde eindvonnis meer aan Centre Hotel mocht hebben voldaan dan zij op grond van dit arrest is verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de betaling tot de terugbetaling;
veroordeelt Centre Hotel in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 405,19 aan verschotten en € 3.222,= voor salaris en € 131,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 68= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten ven het geding in incidenteel hoger beroep aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, J.C.W. Rang en A.E. Oderkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 september 2020.