ECLI:NL:GHAMS:2020:2519

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
K19/230507
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot vervolging van verkeersregelaars na aangifte van mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in het kader van een beklagprocedure met rekestnummer K19/230507. Klager heeft op 17 september 2019 aangifte gedaan van mishandeling door twee verkeersregelaars, beklaagden, die betrokken waren bij een gevecht op 11 september 2019 te Zandvoort. Het hof heeft de beklaagden in de gelegenheid gesteld om op 3 juni 2020 te worden gehoord. Beklaagde 1 is in raadkamer verschenen, terwijl beklaagde 2 via een beeld-belverbinding aanwezig was. Beide beklaagden hebben verzocht om de klacht af te wijzen. De advocaat-generaal was ook aanwezig en adviseerde om het beklag toe te wijzen en de vervolging van de beklaagden te bevelen.

Het hof heeft vervolgens beoordeeld of er voldoende grond is voor strafrechtelijke vervolging. Het hof heeft vastgesteld dat er een gevecht heeft plaatsgevonden tussen klager en de beklaagden, waarbij over en weer letsel is ontstaan. De verklaringen van betrokkenen en getuigen verschillen, maar er is steunbewijs voor de aangifte van klager. Het hof concludeert dat de strafrechter op basis van het beschikbare bewijs tot een veroordeling zou kunnen komen voor mishandeling of openlijke geweldpleging.

Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de mishandeling plaatsvond op de openbare weg en door personen in een publieke functie, oordeelt het hof dat er voldoende algemeen belang is bij strafvervolging. Het hof beveelt daarom de officier van justitie om de beklaagden te vervolgen voor het feit waarop het beklag betrekking heeft. Deze beschikking is definitief en er staat geen rechtsmiddel open voor de betrokkenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking op het beklag met het rekestnummer K19/230507 van
[klager]
wonende te [plaats],
klager.

1.Het beklag

Voor het verloop van de procedure en het verhandelde in raadkamer verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van 20 april 2020.

2.Het verdere verloop van de procedure

Het hof heeft beklaagden in de gelegenheid gesteld op 3 juni 2020, op verschillende tijdstippen, te worden gehoord. Beklaagde [beklaagde 1] is in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen. Beklaagde [beklaagde 2] is door middel van een beeld-belverbinding in raadkamer aanwezig geweest en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden om anders te adviseren dan tijdens de raadkamerbehandeling van 4 maart 2020, namelijk om het beklag toe te wijzen en de vervolging van de beklaagden te bevelen.

3.De beoordeling van het beklag

Klager heeft op 17 september 2019 aangifte gedaan van mishandeling door twee verkeersregelaars, beklaagden, op 11 september 2019 te Zandvoort.
Ten aanzien van de vraag of klager vervolgd moet worden voor de aangifte die beklaagden tegen hem hebben gedaan, heeft de officier van justitie laten weten dat daartoe in beginsel is besloten, maar dat met een definitieve beslissing wordt gewacht op de uitkomst van deze beklagprocedure.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het ambtsbericht.
Het toetsingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
De overwegingen van het hof
Vaststaat dat er een gevecht heeft plaatsgevonden tussen klager en de twee beklaagden, die op dat moment beiden werkzaam waren als verkeersregelaar. Bij dit gevecht is over en weer letsel ontstaan. De betrokkenen en de getuigen verklaren verschillend over wat er zich precies heeft afgespeeld.
In de getuigenverklaringen is steunbewijs te vinden voor de aangifte van klager.
Op basis van deze aanwijzingen in het dossier zou de strafrechter tot een bewezenverklaring van een vorm van mishandeling van klager dan wel van openlijke geweldpleging door beklaagden kunnen komen. Het is bij uitstek de strafrechter die de afweging kan maken of het voorhanden bewijsmateriaal daarvoor voldoende is en zo ja, welke bestraffing daarbij past.
Indien bewezen, gaat het om een aantasting van het lichaam van klager en diens gezondheid, die bovendien plaats vond op de openbare weg en door personen belast met een publieke functie. Om die reden is er voldoende algemeen belang bij strafvervolging.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof beveelt de officier van justitie om
[beklaagde 1]en
[beklaagde 2]te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
13 juli 2020 door mrs. N. van der Wijngaart, voorzitter, I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en P.C. Kortenhorst, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en, bij afwezigheid van de voorzitter en de griffier, ondertekend door de jongste raadsheer.