Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het beklag
2.Het verdere verloop van de procedure
3.De beoordeling van het beklag
4.De beslissing
[beklaagde 1]en
[beklaagde 2]te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in het kader van een beklagprocedure met rekestnummer K19/230507. Klager heeft op 17 september 2019 aangifte gedaan van mishandeling door twee verkeersregelaars, beklaagden, die betrokken waren bij een gevecht op 11 september 2019 te Zandvoort. Het hof heeft de beklaagden in de gelegenheid gesteld om op 3 juni 2020 te worden gehoord. Beklaagde 1 is in raadkamer verschenen, terwijl beklaagde 2 via een beeld-belverbinding aanwezig was. Beide beklaagden hebben verzocht om de klacht af te wijzen. De advocaat-generaal was ook aanwezig en adviseerde om het beklag toe te wijzen en de vervolging van de beklaagden te bevelen.
Het hof heeft vervolgens beoordeeld of er voldoende grond is voor strafrechtelijke vervolging. Het hof heeft vastgesteld dat er een gevecht heeft plaatsgevonden tussen klager en de beklaagden, waarbij over en weer letsel is ontstaan. De verklaringen van betrokkenen en getuigen verschillen, maar er is steunbewijs voor de aangifte van klager. Het hof concludeert dat de strafrechter op basis van het beschikbare bewijs tot een veroordeling zou kunnen komen voor mishandeling of openlijke geweldpleging.
Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de mishandeling plaatsvond op de openbare weg en door personen in een publieke functie, oordeelt het hof dat er voldoende algemeen belang is bij strafvervolging. Het hof beveelt daarom de officier van justitie om de beklaagden te vervolgen voor het feit waarop het beklag betrekking heeft. Deze beschikking is definitief en er staat geen rechtsmiddel open voor de betrokkenen.